Bijlage V. 4 Aantal 1 Monsters genomen op den openbaren weg, aan de boerderij of huis (ten verkoop aan particulieren voorradig)4183 2 Monsters genomen op het moment van af levering door veehouders aan wederver- koopers (slijters)296 3 Monsters ter opsporing van ziek melkvee 66 4 Monsters ter opsporing van vervalschingen (stal- of weidemonsters) 89 5 Gepasteuriseerde volle melk in flesschen 22 6 Karnemelk418 7 Ondermelk 2 8 Karnemelksche pap 7 Totaal 5883 Volle melk. In totaal werden door de keurmeesters genomen en in het laboratorium onderzocht 4634 melkmonsters, waartoe 2818 bezoeken aan melkverkoopers zijn afgelegd- Een overzicht van de verkregen resultaten bij het onderzoek van deze monsters wordt aangetroffen in tabel 4. Bij de beoordeeling van deze tabel moet in aanmerking worden genomen, dat in enkele kleine gemeenten uitsluitend melk wordt verkocht door de aldaar gevestigde zuivelfabriek, terwijl, voor zoover althans door dezen dienst geconstateerd kon worden, in dit keuringsgebied zich het zeldzame geval voordoet, dat in een vrij uitgestrekte gemeente slechts aan één inwoner consumptiemeik wordt verkocht. In het algemeen is er zooveel mogelijk verband gelegd tusschen het aantal monsters en het aantal melkverkoopers in elke gemeente, doch desondanks is er nog al eenige afwijking. Bijlage V. 5 De oorzaak hiervan ligt voornamelijk in de resultaten bij het onderzoek verkregen, omdat bij het aantreffen van verdachte melk (vervalschte melk of melk van uierziek vee) dikwijls meerdere monsters moesten worden genomen om den aard der vervalsching, den schuldige (vervalscher), de uierzieke koe of andere oorzaken op te sporen. Bovendien werden slijters of veehouders, die ver valschte melk afleverden, veel meer bemonsterd, dan zij, die steeds melk van goede hoedanigheid verkochten. De monstername had op werkdagen, zoowel 's mor gens als 's avonds plaats. Ook op Zon- en Feestdagen werden meerdere malen monsters genomen. De samenstelling van de melk bleek, in vergelijking met de verkregen resultaten in 1922, sterk vooruitge gaan te zijn. 172 monsters, d.i. 3.7%- waren ondeug delijk wegens toevoeging van water. In 1922 was dit percentage 23.3. 9.7 van de monsters hadden een lager vetgehalte dan 2.8%; in 1922 was dit cijfer 12%. Ook in den reinheidstoestand van de melk is een belangrijke verbetering gekomen. In het afgeloopen jaar bevatten 12.1 monsters nog te veel koevuil. Dit percentage bedroeg in 1922 22.2%. Melk van uierziek vee werd 12 maal aangetroffen. Steeds werd de uierzieke koe opgespoord en de vee houder gewaarschuwd, de melk van die koe niet meer in consumptie te brengen. Deze waarschuwing werd altijd opgevolgd, hetgeen door een bijzondere controle regelmatig kon worden nagegaan. De kwaliteit van de melk, die door de zuivelfabrie ken werd afgeleverd, liet meerdere malen te wenschen over. Dit is niet te verwonderen, omdat in vele ge vallen door die fabrieken gepasteuriseerde melk wordt

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1923 | | pagina 253