34
De toestand der gemeente-landerijen over het afge-
loopen jaar kan over het algemeen vrij gunstig worden
genoemd.
De IJsselwaterstand was in de maanden Januari,
Februari en Maart meestal vrij hoog, daalde daarna
in April en Mei voldoende, om echter in Juni wederom
aanmerkelijk te stijgen. Door den hoogen waterstand
in het begin van het jaar ondervond de uitvoering van
eenige grondwerken hinder en vertraging.
De maanden Januari, Februari en Maart kenmerkten
zich over het algemeen door zacht regenachtig weer;
eind Februari trad een vorstperiode in doch deze
was van korten duur.
De maand April was vochtig doch niet ongunstig,
zoodat het zaaien der verschillende gewassen op den
juisten tijd kon plaats vinden. De maanden Mei en
Juni waren buitengewoon nat en koud. Vele tuinbouw-
gewassen ondervonden hierdoor veel belemmering in
hun groei en van sommige mislukte de teelt dan ook
bijna geheel.
Wel verbeterde door de hitte in Juli de stand van
meerdere, veel warmte eischende gewassen, doch door
het weder daarop volgende vochtige koude weer, was
1923 toch voor den tuinbouw wat kwantiteit en kwali
teit der meeste producten betrof een ongunstig jaar.
Alleen de grovere tuinbouwgewassen leverden een
goed beschot. De prijzen der tuinbouwproducten waren
in 1923 vrij wat hooger dan in 1922, zoodat het jaar
voor de beroeps-tuinders niet slecht was. De meeste
wei- en hooilanden leverden een ruime opbrengst,
vooral de hooge en middelhooge stukken; op de lage
daarentegen deed het natte koude weer zijn nadee-
ligen invloed vrij sterk gevoelen.
De graangewassen gaven een goed beschot, doch
35
als gevolg van den aanhoudenden regen waren vele
perceelen haver sterk gelegerd. Ook de oogsttijd voor
dit gewas was niet gunstig, waardoor kwaliteit van
graan en stroo minder was dan in 1922.
De aardappelopbrengst was slechts matig, de prijzen
der consumptieaardappelen werden hierdoor hoog.
De bietenplantjes leden in den voorzomer, vooral
op de zware gronden, zeer van het koude en natte
weer; de bictenoogst was niet best.
Het vee in de verpachte weilanden werd meeren-
deels reeds eind April ingeschaard, eendeels door
gebrek aan hooi en stroo, anderdeels doordat reeds
toen voldoende gras aanwezig was. Ook op de koe
weiden „Helbergen" en „Varkensweide" vond de in-
scharing reeds eind April plaats.
De opbrengst der meeste hooilanden was mede
tengevolge der aangewende kunstbemesting wat
kwantiteit en kwaliteit betrof uitstekend, doch de op
brengst der hooigrasverpachting was 50% lager dan
die van 1922. De oorzaak van deze groote vermindering
was de zeer overvloedige hooioogst, overal in den
omtrek, waardoor het aanbod de vraag verre overtrof.
Mede om deze reden werd ruim 5'/2 11.A. hooigras
verkocht aan de gemeentereiniging, omdat de prijzen
van dien aard waren, dat hooiaankoop van elders niet
meer als voordeeliger beschouwd kon worden.
Ook de prijzen der naweiden waren aanzienlijk lager,
40%, dan in 1922. Oorzaak was dat de meeste
pachters voldoende gras in hun gewone weilanden
hadden en velen dus geen naweide behoefden bij te
pachten.
De opbrengst van hooigras en naweiden bedroeg
f 34818.tegen f 70300.in 1922; die van op stam
staande haver, strooisel en riet f 7408.50 tegen f 7264.50