Bijlage O.
4
Verordening tot wijziging der verordening op de heffing der
directe belasting naar liet inkomen.
In de Raadsvergadering van 13 December 1921 werd
besloten het tijdvak van 1 Januari 1921 tot en met 30
April 1922 als één belastingjaar te beschouwen en aan
allen, die in het kalenderjaar 1921 ingevolge art. 245,
eerste lid, lo, der gemeentewet, zooals deze luidde
tot 1 Januari 1921, belastingplichtig zijn en vóór 1 Ja
nuari 1922 niet zijn overleden of uit de gemeente ver
trokken, een aanvullingsaanslag op te leggen ten bedrage
van 4/)2 van den aanslag over het volle jaar 1921.
Verlaging van den oorspronkelijken aanslag voor
1921 na de vaststelling van den aanvullingsaanslag
had zonder nadere reclame mede eene evenredige ver
mindering van dien aanvullingsaanslag ten gevolge.
De aldus gewijzigde verordening werd goedgekeurd
bij Koninklijk besluit van 29 Maart 1922, No. 9 en
is vervat in Gemeenteblad 7 van 1922.
Aaiivullingskoliier 1921.
Dit kohier is vastgesteld tot een bedrag van
f 221930,06. Op 16 Augustus 1923 was daarvan ont
vangen f 213592,70 V*
Wet 20 Mei 1922, Stbl. 361.
(7de en 8ste suppl. 1921).
Ingevolge deze wet wordt geen ontheffing verleend
aan hem, die in den loop van het belastingjaar 1921
deze gemeente metterwoon verlaten hebbende, hoofd-
Bijlage O.
5
verblijf ging nemen in eene gemeente, waar hij inge
volge art. 244 c der gemeentewet niet wordt aange
slagen. Is zulk een ontheffing bereids verleend, dan
wordt voor het bedrag ervan een nadere aanslag op
gelegd.
Deze nadere aanslagen zijn opgelegd blijkens het
7de suppletoir kohier tot een totaal bedrag van
f 3723.98.— Dit kohier werd door den gemeenteraad
vastgesteld in zijne vergadering van 7 Mei 1923 en is
door het College van Gedeputeerde Staten goedge
keurd bij hun besluit van 12 Juni d.a.v., No. 100.
Volgens de reeds genoemde wet van 20 Mei 1922,
Stbl. 361 moet ieder bedrijfsforens voor deze gemeente,
in zijne gemeente van hoofdverblijf over het belasting
jaar 1921/22 in de gemeentelijke inkomstenbelasting zijn
aangeslagen voor 2/3 deel van den aanslag over een
vol jaar.
In verband daarmede moest de gemeenteraad de aan
slagen dier forensen over dat tijdvak, aanvankelijk '/3
van den aanslag over een vol jaar bedragende, alsnog
verdubbelen.
Hiertoe werd door den gemeenteraad in zijne ver
gadering van 7 Mei 1923 het 8s(e suppletoir kohier
vastgesteld tot een bedrag van f 17565,35.
Gedeputeerde Staten keurden dit kohier goed bij
hun besluit van 12 Juni d.a.v., No. 101.