Bijlage A.
6
noemde voorschotten reeds door de gemeente aan de
bouwvereeniging verleend.
Bij Koninklijk Besluit van 18 Maart 1921, no. 75
werden aan de gemeente een grondvoorschot van
f 4880,33 en een bouwvoorschot van f 243119,67 uit
's Rijkskas verleend, teneinde gelijke voorschotten aan
de bouwvereeniging „de Woningvoor den bouw
van 31 woningen aan den Marschweg, te kunnen
verstrekken. Bij raadsbesluit van 6 September 1920,
no. 30 was een bouwvoorschot van f 248000,— ver
leend. De Regeering heeft echter dit bedrag in een
grond- en een bouwvoorschot gesplitst tot genoemde
bedragen.
Bij raadsbesluit van 1 November 1920, no 21 werd
aan de Woningbouwvereniging „de Goede Woning
een grondvoorschot van f 6000,— en een bouwvoor
schot van f 158778,96 voor den bouw van 22 arbeiders
woningen aan de Hemonystraat (Oud le Pofferdijk-
dwarsstraat) verleend. In afwijking hiervan werd bij
Koninklijk Besluit van 5 April 1921, no. 39 aan de
gemeente een grondvoorschot van f 12422,en een
bouwvoorschot van f 152356,96 verleend. Uit den staat
van meer- en minder werk bleek dat de vereeniging
een verhoogd grondvoorschot tot een bedrag van
f 12599,16 en een verhoogd bouwvoorschot tot een
bedrag van f 162671,06l/2 noodig had. De Raad ver
leende zulks bij besluit van 6 Februari 1922, no. 9,
onder voorwaarde dat het Rijk dezelfde bedragen aan
de gemeente verleende, biet verzoek daartoe kon
evenwel de goedkeuring van den Minister niet verkrijgen.
Bijlage A.
7
HOOFDSTUK VII
Overige verrichtingen tot verbetering der volkshuisvesting.
25. Toepassing van art. 52 der Woningwet.
Kwam niet voor.
26. Naleving van de voorschriften der Woningwet
omtrent loodsen, keten, tenten en andere soortgelijke
inrichtingen.
Kwam niet voor.
27. Verrichtingen van het gemeentebestuur tot ver
betering der volkshuisvesting, niet aangeduid sub 1—26.
Aan de Woningbouwvereniging Deventerwegwerd
in 1920 eene bijdrage toegekend in den bouw van 44
middenstandswoningen van ten hoogste f 197630,
Hiervan nam het Rijk het drievierde deel voor zijne
rekening. Door verschillende omstandigheden, buiten
de schuld van het gemeentebestuur of de vereeniging,
bleek verhooging der bijdrage noodzakelijk tot een
bedrag van f 228184,99. De Raad heeft bij zijn besluit
van 13 December 1921, no. 26 deze verhoogde bij
drage verleend, onder voorwaarde dat het Rijk het
3/4 gedeelte daarvan voor zijne rekening nam. De
Minister heeft evenwel ook op deze aanvrage voor-
loopig eene afwijzende houding aangenomen. Het
behoeft geen betoog dat al deze weigeringen ernstige
moeilijkheden veroorzaken.
De werkzaamheden voor ophooging en rioleering
van een terrein voor den bouw van 134 arbeiders-