Bijlage S. 30 aan kabel moest voorloopig genoegen genomen worden met eene nevenaansluiting. Naast de telephonisclie alarmeering bestaat nog de alarmeering met de quick-apparaten, welke in 1920 goed bleken te hebben voldaan. In het geheel zijn 24 apparaten geplaatst. Het personeel in de Hoven zoomede dat van den vasten aanjager a/d Larenschen weg, rukt voor een brand in de stad nooit uit, behoudens een daartoe door den Generalen Brandmeester of diens plaatsvervanger uitdrukkelijk gegeven bevel. Ten opzichte der functie van „torenwachter" kunnen wij mededeelen, dat naar onze meening die betrekking bij een goed doorgevoerd alarnieeringsysteem over bodig is. Bovendien achten wij een torenwachter zeer beslist een gevaar voor den toren. Immers voor hem moet er des nachts licht in den toren branden, terwijl er gedurende den winter voor verwarming moet worden gezorgd. Allicht zal de torenwachter ook de verzoeking niet kunnen weerstaan om te rooken. Bij slecht weder zal hij niet steeds buiten den toren op den omgang uitkijken, maar eenvoudig om het half uur door de daarvoor aangebrachte luikjes blazen, ten einde van zijne aanwezigheid kennis te geven, zonder van daaruit geheel de stad te hebben overzien, en wel om de eenvoudige reden, dat hij door die luikjes over dat gedeelte der stad heenziet, hetwelk het meest nabij den toren is gelegen. De torenwachter kan alleen uitslaande branden waar- Bijlage S. 31 nemen, terwijl deze, toen er nog een torenwachter was, in de meeste gevallen zelfs het eerst door de Politie werden opgemerkt. Van wege het Politie-bureau werd zulks dan per telephoon aan den torenwachter mede gedeeld, die ten slotte daarop al blazende alarm maakte. Tegen deze wijze van alarmeering moeten wij groot bezwaar maken, omdat er dan voor blussching en reddingswerk meer menschen verschijnen dan wel noodig is, hetgeen de Brandweer en de Politie in haar werk zeer bemoeilijkt. Eene alarmeering door den torenwachter is gewis uit den tijd en alleszins in strijd met een goeden en geregelden blusschingsdienst. Vroeger, toen er nog geen telephoon bestond en de bluschmiddelen slechts bestonden uit handpompen met wateremmers, heeft de aanwezigheid van een torenwachter wellicht reden van bestaan gehad, te meer omdat toen uit den aard der zaak vele menschen- handen noodig waren. Wij zijn nog steeds doende het alarmeeringsysteem te verbeteren en hopen, dat het tegenwoordige aan onze verwachtingen zal beantwoorden. Kleeding. Zooals reeds gezegd, werden voor het eerst in 1920 geheel complete uitrustingen aangeschaft voor de 10 losse brandwachts, tevens pijpmeesters. Bovendien dienstpetten voor de motordrijvers en de vier vaste brandwachts. Het pijpmeesterspersoneel is vooral daarom van

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1920 | | pagina 301