Bijlage N. 14 zijde en voor den wagen uitwerkende, de putten schept. Zoodoende kan met iwee man bij één wagen worden geschept en kunnen de putten beter uitgehaald worden. Het aantal voor rekening van particulieren te scheppen putten bedroeg aan het eind van liet jaar 80 stuks, waarvoor f 189,15 werd betaald. Het ligt in de bedoeling- bij den aanvang van een volgend jaar voor dit schoon houden van particuliere putten, welk werk niet onder de verordening kan worden gebracht, belanghebbenden f 4, in plaats van f 2,in rekening te brengen. Ophalen van slachtafval. Bij 37 verschillende slagers werd 1399 maal het afval opgehaald. De tonnen hiervoor in gebruik, zijn van de gemeente, terwijl bij iedere verwisseling eene schoone ton wordt geplaatst. Ter vervanging van de tijdelijk in gebruik genomen houten vaten, werd op de begrooting 1921 een bedrag toegestaan voor aan koop van afsluitbare gegalvaniseerd ijzeren tonnen. Ofschoon dit ophalen vanwege de gemeente kosteloos geschiedt, wordt niet steeds de noodige medewerking- van belanghebbenden ondervonden. Mocht dit gebrek aan hulpvaardigheid voor de gemeente te bezwarend worden, dan verdient het overweging van gemeente wege een hulp aan den voerman mede te geven, maar tevens zullen dan ook van gemeentewege nadere voor waarden dienen te worden gesteld. Openbare urinoirs en privaten. Deze inrichtingen werden dagelijks met zorg gereinigd. Bijlage N. 15 Dit reinhouden eischt een werkman gedurende den geheelen dag. Het verdient overweging voor dit schoon houden van urinoirs een transportrijwiel aan te schaffen, waardoor deze werkzaamheden voor 12 uur kunnen zijn afgeloopen en de werkman gedurende de middag uren voor andere doeleinden beschikbaar komt. Dienst op de mestbergplaats. In tegenstelling met hetgeen daaromtrent werd ver meld in het verslag over 1919, kenmerkte het jaar 1920 zich door minder aanvraag voor meststoffen. Waar in 1919 werd verkocht 2915 M3. compost, werd in 1920 slechts 1670 M3. verkocht. In 1919 werd verkocht 4414 M3. beer, terwijl in 1920 slechts 2762 M3. werd afgeleverd. Wel bleef de beer op 31 December 1920 gedeeltelijk in reserve, doch de niet verkochte compost is voor de gemeente een schadepost Gedeeltelijk kan deze mindere afname van meststoffen worden verklaard le. omdat in het voorjaar 1920 alle landerijen gedrenkt waren door het hooge water en vroege bebouwing onmogelijk was, en 2e. omdat in het najaar 1920 de angst voor hoog water het in het voren bemesten der landerijen heeft tegen gehouden. Het verzoek echter van den Tuinlieden bond tot vermindering der prijzen van de meststoffen, omdat de gemeente er anders mede zou blijven zitten, mist allen grond. Thans bij het opmaken van dit verslag (April 1921) kan worden vermeld, dat aan de vraag om compost niet tijdig kan worden voldaan en de' beerverkoop reeds met 1 April is stopgezet,

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1920 | | pagina 248