36
Een memorie omtrent bovengenoemde hooge water
standen werd onder bijlage V opgenomen in het
gemeenteverslag van 1919.
Tengevolge van den lioogen waterstand, werd er
aanmerkelijke schade toegebracht aan de nog te velde
staande gewassen en aan mesthoopen, welke voor het
meerendeel wegdreven. De ingekuilde aardappelen
en voederbieten gingen voor een groot deel verloren
of waren bedorven eveneens was dit het geval met
op de landerijen staande havermijten.
Volgens besluit van Gedeputeerde Staten van Gel
derland d.d. 27 Januari 1920, No. 10, regelende het
verieenen van vergoeding voor schade door watersnood
geleden, kon voor geleden schade aan personen met
een inkomen van f 800—f 1000 2/3, en van f 1000—
f 1500 1/3 van de geleden schade worden vergoed.
Door de plaatselijke watersnoodcommissie werden
deskundige taxateurs benoemd, die de schade opnamen
en een nominatieven staat daarvan inzonden.
Voor geleden schade aan gebouwen, roerende
goederen, te veld staande gewassen, mest, hooi, stroo,
voederbieten, aardappelen en haver, werd aan 69
personen in deze gemeente een vergoeding uitbetaald
tot een gezamenlijk bedrag van f 4380.
Niettegenstaande den zeer hoogen waterstand, waar
door vooral aan de te veld staande rogge aanmerkelijke
schade werd toegebracht, kan toch de toestand der
genieente-landerijen over 1920 gunstig genoemd worden.
De maanden Februari, Maart en April, kenmerkten
zich over 't algemeen door droog en zacht weer,
waardoor de onder water gestaan hebbende landerijen
37
spoedig opdroogden. Met de bewerking daarvan kon
geregeld worden voortgegaan, zoodat nog betrekkelijk
vroeg met beplanting en bezaaiing van de bouwlanden
en tuingronden kon worden begonnen.
De waterstand bleef bijna het geheele voorjaar en
in den zomer vrijwel beneden een stand van 5 M. -f
N.A.P.. Alleen in de maand Juni steeg het water daar
boven, en werd voor de bemaling der uiterwaarden
nog drie dagen langer de stoommachine in werking
gesteld.
In de maanden October, November en December,
was de waterstand op de rivier den IJssel bijzonder
laag; op 3 December daalde hij zelfs tot 2 76 M. -|- N.A.P.
De in de 2e helft van October invallende sterke
nachtvorsten hebben aan de te velde staande gewassen,
vooral aan voederbieten, aanmerkelijke schade toege
bracht.
De hooilanden gaven dit jaar een goede opbrengst.
Het hooigras werd tegen hooge prijzen publiek ver
kocht en de pachtprijzen der naweiden waren even
eens hoog.
De opbrengst van hooigras en van de naweiden
bedroeg dit jaar f 66 682, tegen f 66,550 in 1919.
De verbouwde haver op 4 H.A. gescheurden
grond bracht in publieke veiling f 1465 op.
Het strooisel, rietgewas en nagras bracht f 3606 op,
tegen f 6508,50 in 1919. Het bloothooi bracht f 347,50
op, terwijl het grasgewas langs de wegen, met inbegrip
van perceelen gras en hooilanden op de uiterwaarden
en tusschen de kribben langs den IJssel tegen het
Helbergen, verpacht werd voor f 1886,75.