120
HOOFDSTUK VII.
Militie Landweer en Landstorm.
A. Militie.
In verband met de buitengewone tijdsomstandigheden,
had voor de militielichtingen 1915, 1916, 1917, 1918
en 1919 geen loting plaats.
Gingen de vrijgestelden wegens broederdienst en
kostwinnerschap van de drie eerstgenoemde lichtingen
over naar den landstorm, voor de lichtingen 1918 en
1919 werden omtrent de inlijving bijzondere voor
schriften gegeven. Ook de vrijgestelden wegens broe
derdienst en kostwinnerschap zullen tenzij zij wegens
persoonlijke onmisbaarheid zijn vrijgesteld voor
deze lichtingen als dienstplichtigen voor eerste oefening
worden ingelijfd en op een later te bepalen tijdstip
naar den Landstorm overgaan.
Het totaal aantal ingeschrevenen voor die lichtingen
in deze gemeente bedroeg respectievelijk 186, 177,
210, 200, 171.
B. Landweer.
Op 1 Augustus 1918 gingen de militielichtingen 1911
en 1912 over naar de landweer en vormden onder
scheidenlijk de landweerlichting 1918a en 1918b.
C. Landstorm.
Evenmin als in 1915, 1916 en 1917 had in 1918
121
overgang plaats van de landweer naar den landstorm.
Met de oproeping van landstormplichtigen krachtens
art. 1 der wet van 31 Juli 1915 (Stbl. No. 345) werd
niet voortgegaan.
Blijkens de sterkteopgaven, weergevende den toe
stand op 15 December 1918, bedraagt het totaal aantal
ingeschrevenen in deze gemeente 953.
Ingevolge de wet van 20 April 1918 (Stbl. No. 257)
werd overgegaan tot de herkeuring van personen,
geboren in een der jaren 1894, 1895, 1896, 1897 en
1898, die vroeger voor den dienst ongeschikt waren
verklaard.
De gegevens daartoe werden verzameld op overeen
komstige wijze als is geschied ten aanzien van de
landstormjaarklassen, krachtens de wet van 31 Juli
1915 (Stbl. 345). De inschrijving geschiedde derhalve
eveneens op losse bladen.
De herkeuring heeft zich evenwel beperkt tot hen
geboren in 1898, 1897 en 1896.
De Regeering heeft na de verbetering van den
internationalen politieken toestand in December 1918
besloten af te zien van de indienststelling van hen,
die bij vorenbedoelde herkeuring geschikt zijn
bevonden.
Eveneens besloot de Regeering in November 1918
tot geleidelijke denioblisatie van lichtingen en jaar
klassen 1916 en oudere op nader aan te geven dagen.
D. Vergoedingen.
Op 31 December 191S was aan de betrekkingen