l
HOOFDSTUK HI.
Gemeentebestuur.
Personeel.
a. Personeel van den Raad op 31 December 1917.
NAMEN.
Jaar van
altreding.
A. Stijntjes
G. W. van Laar
N. Th. Dekker
Mr. J. H. Ketjen
J. A. Paap
W. Mulder
R. van der Weerdt
D. Molenaar
M. J. Mulders
Mr. J B. Sülner
F. C. Gies
J. Groenevcld
D. 0. Norel
Jhr. Mr. B. de Jonge
C. G. Lagerwey
II. J. van Braambeek
J. C. Wijers
1e Kiesdislrict
i
Be
1e
2e
3e
2e
3e
1
b. Burgemeester en Wethouders.
c 5
P.s ro
NAMEN.
Betrekking'.
Jaar van
aftreding.
Jaarwedden.
Mr. J. Dijckmeesler
Burgemeester
1923
I 3500,—
D. Molenaar
Wethouder
1920
f 1000,—
Vacature
Idem
1923
f 1000,—
9
Wegens gezondheidsredenen werd aan den heer
A. E. Zimmerman op verzoek bij Koninklijk besluit
van 13 September 1917, Nr. 58 met ingang van 1
October 1917 eervol ontslag verleend als Burgemees
ter dezer gemeente. Als zijn opvolger werd bij Konink
lijk besluit van 24 October 1917, Nr. 40 de heer
Mr. J. Dijckmeester benoemd, die 1 November 1917
als zoodanig in functie trad. Ten tijde van de vacature
werd het burgemeesterschap door den oudsten Wet
houder den heer D. Molenaar waargenomen.
De heer Mr. J. B. Sölner die periodiek als Wethou
der aftrad, stelde zich als zoodanig niet meer beschik
baar. In de raadsvergadering van 4 September 1917
werd in zijn plaats tot Wethouder gekozen de heer
Jhr. Mr. Dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal die
deze benoeming aannam. Bij schrijven van 21 Novem
ber 1917 deelde de heer Bosch van Rosenthal ingevolge
art. 25 der Gemeentewet den Raad mede, dat hij
wegens zijne benoeming tot Burgemeester van Brum-
men genoodzaakt was zijn domicilie daarheen over te
brengen, zoodat hij het bij art. 19 der Gemeentewet
gestelde vereischte van ingezetenschap daardoor had
verloren. Tengevolge hiervan ontstond er eene vacature
in den Raad en in het College van Burgemeester en
Wethouders.
c. Secretaris.
Mr. Dr. R. W. Baron van Lynden.
Ie
.2
O
S
o a
p. O
m beg S4
JH
J-l tli
C/2 <D
ff ry}
n Qjsi
O ff iff"
O C
g -o O b»
-- 03 <3->
ff 1 C/2 J