120
Brandweer.
1. Algemeene opmerkingen.
Nu de Brandweer in de laatste jaren geheel is ge
reorganiseerd, werd het noodig, om de verordening
op de Brandweer (Brandweerreglement) van 1 October
en 19 November 1900, Gemeenteblad No. 127 in
overeenstemming met dien nieuwen toestand te bren
gen. De Raad stelde daarom in zijne vergadering
van 9 October 1916 eene verordening op de Brand
weer vast, welke 1 Maart 1917 in werking trad.
De aanschaffing eener motorspuit, waartoe de Raad
den 8sten Mei 1916 besloot, houdt met die reorgani
satie verband.
De Gemeente kocht van de Nederl. Fabriek van
Stoombrandspuiten enz., voorheen A Bikkers en Zoon
te Rotterdam voor f 5016 eene moterspuit met eene
capaciteit van 500/600 liter water per minuut. De
firma H. J. Reesink en Co. alhier droeg met eene
gift van f 1000 in die kosten bij.
In de eerste helft van juni 1916 stelden Burge
meester en Wethouders de motorspuit ter beschikking-
der brandweer. Geregeld eiken Maandagnamiddag wordt
zij door de afdeeling Gemeentewerken nagezien en een
oogenblikje in werking gesteld (droge beproeving).
Door de aanschaffing dezer motorspuit behoeven
de handspuiten 2 en 3 slechts bij zeer hooge uitzon
dering dienst te doen, omdat de moterspuit met
behulp der slangenwagens voldoende in staat is, een
vrij ernstigen brand te blusschen. Daarom zijn de
121
handspuiten 2 en 3 bij het reserve-materieel ingedeeld,
terwijl het daaraan verbonden personeel, voor zoover
het niet naar de motorspuit is overgeplaatst, eervol is
ontslagen.
De groote waarde der motorspuit voor de Brand
weer bleek overtuigend bij het blusschen van den uit-
slaanden brand op 15 Augustus 1916 in perceel
Polsbroek No. 203.
Tot de reorganisatie der Brandweer behoort ook
het invoeren van een nieuw alarmeeringsysteem, want
aan het bestaande kleven vele gebreken. Het college
van Generale en Adj. Generale Brandmeesters heeft
herhaaldelijk over deze kwestie van gedachten gewis
seld en ten slotte eene commissie uit zijn midden
benoemd, om een rapport te dezer zake uit te brengen.
De Directeur van Gemeentewerken en de Commissaris
van Politie namen op verzoek van dat college in die
Commissie zitting.
Het rapport dezer Commissie, waarmee zich genoemd
college geheel heeft vereenigd, is aan den Brandraad
ter kennisneming toegezonden.
2. Personeel.
Het brandweerpersoneel bestaat bij iedere handspuit
en slangenwagen uit één opperbrandmeester, één of
twee brandmeesters, twee of drie pijpmeesters en
voorts de noodige manschappen.
Bij besluit van Burgemeester en Wethouders van
15 Juni 1916 werden bij de motorspuit tot opperbrand
meester benoemd de heer E. F. J. van Bruggen en tot