I On Ë|ilase B-
14
absoluut gesproken, wel nooit geheel achterwege zullen
blijven, doch deelde tevens mede, dat sedert de dampen
in den fabrieksschoorsteen werden afgevoerd, dergelijke
klachten bij eene redelijke beoordeeling tot het verleden
zullen blijven behooren, terwijl hij ten slotte de verzekering
gaf, dat het zijn voortdurend streven is en blijven zal, om
den hinder, hoe gering dan ook, welke eene zeepfabriek
noodzakelijk met zich mede moet brengen, tot een uiterst
minimum terug te brengen.
Overeenkomstig het besluit daarop in hare vergadering
van 25 Juni genomen, richtte de Commissie opnieuw een
zeer uitvoerig schrijven tot Burgemeester en Wethouders,
waarin zij wees op de vele onjuistheden voorkomende
in den brief van den fabrikant en met ernst de aandacht
van dat College vestigde op dezen voor de volksgezond
heid schadelijk blijvenden toestand.
In December van dit jaar ontving de Commissie nog
van den Hoofdinspecteur om bericht en raad een tot hem
gerichte klacht van een bewoner der Beukerstraat over
stank dezer zeepfabriek. De Commissie besloot daarop
den Hoofdinspecteur een volledig overzicht te zenden van
al hetgeen sedert 1910 in deze zaak is verricht en hieraan
toe te voegen, dat haar omtrent walgelijken stank in De
cember niets bekend was, daar klager de Commissie van
dezen hinder geen kennis had gegeven en zij dus niet in
de mogelijkheid verkeerde de juistheid van deze klacht te
beoordeelen.
De Commissie ontving eene klacht van een bewoner
der Raadhuissteeg over stank, uit een zich onder zijne
woning bevindend pakhuis, waarin ledige en nog gedeel-
Bijlage B.
15
t
telijk gevulde inmaakvaten stonden. Bij een bezoek aan
dat pakhuis kon echter geen stank worden waargenomen.
Daar dus de juistheid der klacht niet gebleken was, werd
aan klager in overweging gegeven, zoodra hij weder stank
waarnam, zich onmiddellijk tot de Commissie te wenden,
terwijl de eigenaar van het pakhuis verzocht werd deze
vaten niet langer dan noodig in zijn pakhuis te laten staan.
Nieuwe klachten kwamen hierover bij de Commissie niet in.
Een bewoner der Laarstraat klaagde over stank van
lompen en botten uit een pakhuis aan de overzijde der
straat gelegen. Ook werd van een anderen bewoner der
Laarstraat hierover eene klacht ontvangen. De Commissie
gaf klagers in overweging zich met hunne klachten tot
Burgemeester en Wethouders te wenden.
d. Begraafplaatsen.
Hieromtrent zijn geene mededeelingen te doen.
HOOLDSTUK IV.
Volkshuisvesting.
De eigenares van de woningen Polsbroek No. 104—112,
die zooals in het vorig jaarverslag vermeld, door Burge
meester en Wethouders op verzoek der Commissie werd
gewezen op de noodzakelijkheid, om bij elk dezer woningen
één afzonderlijk privaat te laten maken, heeft hieraan gevolg
gegeven. De bestrating achter die woningen en de slechte
waterafvoer van de pomp werden tevens verbeterd.