72
Aan de Zutphensche IJsvereeniging werd den 12
December 1910 een stukje grond verpacht groot 200 ML,
gelegen achter den grooten vijver van het Coenenspark
tegen f 3,per jaar.
Aan de bewoners van de zes huizen aan den Coe-
hoornsingel, kad. Sectie B 1293, 1294, 1295, 1296,
1297, 1298, werd op hun verzoek een sleutel in bruik
leen gegeven teneinde van de achteruitgang van hunne
perceelen over gemeentegrond gebruik te kunnen
maken.
Aan den heer van der Stok werd een gedeelte van
den berm beoosten het door hem bewoonde perceel
in huur afgestaan.
Van het bestuur van het Oude- en Nieuwe Gasthuis
zal een gedeelte grond worden aangekocht, gelegen
achter de door het Bestuur van de David Evekink-
stichting gebouwde woningen aan den Warnsveldschen
weg, en benoodigd voor een door het te koopen
terrein te leggen afwateringsriool van de Gemeente.
Op een verzoek van K. Revelman tot wijziging van
het uitbreidingsplan ten behoeve van de hem toebe-
hoorende perceelen aan den straatweg naar Deventer,
werd afwijzend beschikt.
Onderhandelingen tot verkoop of tot in erfpacht
uitgeven van gronden zijn nog aanhangig, betreffende:
De verzoeken van Te Vaarwerk, Mozes en Schut,
over grond tusschen hunne perceelen aan de Waterstraat
en de Berkel, van Koordeman en Boesewinkel over
aankoop grond aan denBuitensingel;
over verhuur van grond aan den heer Van de Wa
tering te 's-Gravenhage;
73
de verpachting van de Veemarkt niet bijbehoorende
gebouwen en weiden;
een ruiling van grond met H. van der Klip, in ver
band met het uitbreidingsplan betrekkelijk de gronden
aan den weg naar Laren.
Verder werden de perceelen op den Houtwal op
1 Januari 1910 voor den tijd van 6 jaren opnieuw
verpacht. Tusschentijds werden nog verpacht aan
R. Cornegoor de perceelen 42, 45 en 46,
aan H. van Alphen perceel 44, terwijl op verzoek van
G. J. Wiggers en Krikke en Zwiers de oppervlakte
van de perceelen 40, 41 en 43 werd vergroot.
De opbrengst van de verschillende perceelen bedraagt
aan huur, ongeacht de door de verschillende huurders
te betalen gelden wegens het hebben van bergloodsen
en dergelijke, 1179,12.
De toestand der Gemeentelanderijen over 1911 was,
wat betreft de lage gronden, vrij gunstig, die van de
hooge gronden echter ongunstig, wegens de lang
durige droogte van begin Juli af tot einde September.
Het voorjaar was daarentegen nogal gunstig, wel
kwamen enkele nachtvorsten voor, doch deze hebben
betrekkelijk weinig schade aangericht aan de jonge
land- en tuinbouwgewassen, zoomede aan de vrucht-
boomen, zoodat daarvan de oogst, hoewel de vruch
ten over het algemeen wegens de droogte klein waren,
vrij goed was. Er behoefden dit jaar geen dammen
gelegd te worden tot keering van hoog rivierwater,
eveneens behoefde de locomobile niet in werking ge-