Bijlage P. 14 De oudste dezer is die van Alyf, weduwe van Johan Ruyters. Ze gaf in 1505 aan het Predikheerenklooster 142 hertog-philipsguldens en zes mud rogge per jaar onder beding, dat daarvoor jaarlijks twee dagen vóór of twee dagen na St. Barbara (4 December) vijf mud deugdelijke winterrogge en een half vat boter aan de algemeene armen zouden gegeven worden 1). Die uitkeering, waarvan ook de bewoners van Ruyters gang profiteerden, hield met de inneming der stad door prins Maurits in Mei 1591 op. In 1611 evenwel verzocht Hendrik van der Heil aan heeren Gedeputeerden der Graafschap als beheerders der goederen van het destijds verlaten Predikheeren klooster, om die uitkeering weder te doen plaats hebben. Heeren Gedeputeerden beslisten op dat verzoek, dat voorloopig de eene helft aan de armen in het algemeen en de andere aan die in den Ruyters' gang zou gegeven worden 2). Die regeling is evenwel steeds zoo gebleven 3). 1) Blijkens eene oorkonde op perkament van 3 Januari 1534, aanwezig in het archief van liet Ruitershofje. 2) De Ruyters' gang werd daarom ook wel Barbara- of Barbarengasthuis genoemd. De brief van Van der Heil, waarbij hij dat verzoek deed, is nog in het archief van het Ruitershofje aanwezig. Op denzelfden brief stelden heeren Gedeputeerden hunne beslissing. 3) Zoo staat in het reglement van 16 Nov. 17S9 zie bijlage IV dat de Nederl. Herv. Diaconie de helft van een half vat boter en van vijf mud rogge jaarlijks op St. Barbara aan het Ruitershofje uitkeerde. De diaconie ontving weleer die boter en rogge ter uit- deeling van den rentmeester der geestelijke goederen. Bijlage P. 15 Wegens voortdurende stijging van de prijzen der levensmiddelen verzocht de Nederl. Herv. Diaconie de verplichtingtot die uitkeering te mogen afkoopen, waarin Olderlieden en Gildemeesteren toestemden. In 1870 kocht de Nederl. Hervormde Diaconie die verplichting voor 1100 af 1). Op St. Barbara ontvangt nu elke bewoner in plaats van die uitkeering vier gulden 2). Nog eene andere schenking is te vermelden. Bij „beslotene dispositie" van 10 November 1677 had n.l. Johan Ruyters tot Vieracker 3), raad, schepen en burgemeester van Zutphen van 1660—1677, twee duizend gulden aan de bewoners van den Ruyters' gang vermaakt, waarvan de rente jaarlijks onder hen ver deeld moest worden. Dit kapitaal werd evenwel in den boedel van Herman Schomaker niet gevonden 4). In het straks te noemen reglement van 16 November 1789 deelden daarom Olderlieden en Gildemeesteren mee, dat de uitkeering der rente van dat kapitaal 1) De Nederl. Hervormde Diaconie deed in 1870 die uitkeering voor het laatst. 2) Volgens het reglement der Sint Anthonie Groote Broederschap (Gemeenteblad no. 115), art. S, ontvangt elk gehuwd paar of elk eenloopend persoon in het Ruitershofje behalve die vier gulden „een preuving van twee kilogram roggebrood en twee en een half hectogram boter in de week, en vijfmaal 's jaars een half kilogram varkensvleesch of spek, met nog, naar omstandigheden eene bijzondere bedeeling in brandstoffen en bij ziekte, zoo zulks noodig blijkt, eene tijdelijke in geld." Naar men mij meedeelde, is evenwel reeds sedert een paar jaar de preuving van roggebrood en boter vervangen door eene preuving van 60 cents. 3) Hij werd in 1632 geboren en overleed 14 Januari 1678, 4) Blijkens raadsresolutie van 4 Januari 1783.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1911 | | pagina 227