196
In 1911 zijn de volgende vergunningen, krachtens de
Hinderwet, verleend
1. Firma J. Koppel en Zonen, het vervaardigen van
politoeren en vernissen. (Voor 'een proeftijd van
een jaar.)
2. E. Lebbink en J. H. ten Elze, het oprichten van
een slachtplaats van vee.
3. H. J. Koers, het oprichten eener fabriek voor bak
kersartikelen met gasmotor.
4. Het bestuur der Coöperatieve broodbakkerij „Het
Volksbelang", het uitbreiden van hare broodbakkerij.
5. D. J. P. Harbach, het oprichten van een bewaar
plaats van ontplofbare stoffen.
6. D. B. Gast, het uilbreiden van zijn vleeschwaren-
fabriek en rookerij, door oprichting van twee rooke-
rijen in het naastgelegen perceel.
7. R. Pitlo, het plaatsen van een gaskoffiebrander.
8. D. B. Gast, het uitbreiden van zijn vleeschwaren-
fabriek, door plaatsing van een autoclaaf.
9. Het Bestuur der Coöperatieve broodbakkerij „Het
Volksbelang," liet invoeren van een andere wijze
van bewerking in hare broodbakkerij en daarin
verschillende werktuigen door een gasmotor in be
weging te brengen.
10. Tjakke Berg, het uitbreiden en wijzigen van zijne
drukkerij.
11 .De firma Gebr. Struijck, het uitbreiden van hare
kleefstoffenfabriek door het in gebruik nemen van
een nieuwen stoomketel met een verwarmingsop
pervlak en het bijplaatsen van een petroleummotor.
12. Har men Huisman, het oprichten van eene smederij.
197
13. Het Bestuur d'er Ambachtsschool, het in beweging
brengen van verschillende werktuigen bij het onder
wijs in de metaalbewerking.
14. Wed. H. J. Tesink, het oprichten van een koper
slagerij.
15. H. A. A. van Elk, het uitbreiden van zijne graan-
schoonderij door het maken van een transportin
richting.
16. J. Remmelink, het uitbreiden van zijne smederij
door het plaatsen van een benzinemotor.
17. M. Vromen, het plaatsen van een gasmotor voor
het drijven van plakmachines en drukpersen.
Geweigerd geenc vergunningen.
b Vervening.
Bestaat in deze Gemeente niet.
c. Mijnwezen evenmin.
d. Visscherij.
Slechts weinig ingezetenen vinden hierin een middel
van bestaan.
De opbrengst van de aan den afslag aangevoerde
zee- en riviervisch bedroeg in 1911 13726,75 tegen
13865,77 in 1910.
III. Handel en Scheepvaart.
a. Binnenlandse/ie Handel.
Markten (niet vermeld in Hoofdstuk XI. Landbouw
en Veeteelt.)