Bijlage M. 16 Openbare urinoirs en privaten. Aan het schoonhouden wordt voortdurend goede zorg besteed, zij worden steeds met ereoline oplos sing uitgeschrobd en schoongespoeld. De ijzeren uri noirs worden telkens goed schoongekrabd en een en kele maal met Black-Varnish gelakt. Dienst op de mestbergplaats. Wat reeds in het verslag van 1906 gezegd is, n.l. dat de „Compostbereiding" op zich zelf hier ter stede op het oogenblik niet meer verbeterd kan worden, moet de Commissie hier nog weer eens herhalen. Onder Compost moet men n.l. verstaan, stedelijk vuil, dat zoolang in beer gedrenkt is, dat het geheel een zachte papperige massa geworden is. Dit kan echter het beste verkregen worden wanneer het bereiden geschiedt in putten, waar men door mid del van leidingen en schuiven de beer lang genoeg kan tegenhouden, ten einde het verzadigen mogelijk te maken. Zooals de Compost hier bereid wordt, kan deze nimmer in dien toestand komen. De mest moet n.l. lang genoeg staan om in zich zelf te kunnen verteren; aangezien echter onze Compost gemaakt wordt op een gelijke bestrating, waardoor de meeste vochtdeelen bin nen den korst mogelijken tijd wegvloeien en alleen het dikkere in enkele lagen achterblijft, kan het vuil dat slechts even vochtig wordt, nimmer voldoende verteren. Overigens wordt de meest mogelijke zorg besteed Bijlage M. 17 aan het sorteerenhet ophalen van de vuilnis geza- tnelijk met de asch blijft natuurlijk steeds een groot in- convenien t tot het vervaardigen van puin en scherfvrije Compost, omdat daardoor evenals door het opbrengen van de putmodder veel van dat goed in de mest komt. Er is in de Comissie reeds meermalen de aandacht geschonken aan het vraagstuk de geheele mestverkoop te verbeteren, waarvoor in de allereerste plaats Compost- en beerputten noodig zouden zijn, doch zij stuit voornamelijk op de vraag, waar deze inrichtingen dan geplaatst zouden moeten worden. Aan de nu be staande mestbergplaats kan niet gedacht worden, daar ze te dicht bij de stad ligt om haar lang genoeg daar te laten bestaan, voor het productief maken van de nieuwe aanlegkosten. Bovendien is er nog een bezwaar tot het maken van groote onkosten voor verbeteringen voor de mestbereiding. In vergelijking n.l. met andere plaat sen ontvangt men hier voor de meststoffen een een heidsprijs die zeker niet opgevoerd zal kunnen worden, al zou men de inrichtingen tot het maken en bewaren van mest en beer door nieuwere en betere vervangen. Het is dus bijna met zekerheid te verwachten dat het kapitaal dat voor die verbetering noodig zou zijn, nimmer door een meerdere ontvangst van eenige be- tcekenis, gedekt zou worden. De totaal opbrengst van de mest was weder veel minder dan het vorige jaar, terwijl de ontvangst voor de beer steeds stijgende is.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1908 | | pagina 171