Bijlage B. 12 Na de gedeeltelijke instorting van het lompenpakhuis in de Laarstraat is overwogen, of er geen stappen gedaan konden worden tot tegengaan van eene nieuwe vergunning. De omwonenden hebben van dat pakhuis veel last. Het bleek echter dat eene nieuwe vergunning niet noodig was. De gemeentelijke reinigingsdienst gaat voort met de ge leidelijke invoeringen der verbeteringen, zooals die reeds in het vorig jaarverslag zijn medegedeeld. De afval van slachterijen wordt op straat uit de ver- zameltonnen in een kar overgestort, wat veel stank ver spreidt; wijziging in de wijze van transport van den afval van de slachtplaats naar de mestbergplaats is gewenscht. Met genoegen kan worden vermeld, dal door het gemeente bestuur is besloten voor de ruiming van beerputten een pneumatisch toestel aan te schaffen. Het ware wenschelijk de ruiming met dit toestel voor alle beerputten in de gemeente verplichtend te stellen. d. Begraafplaatsen. Hieromtrent zijn geen mededeelingen te doen. HOOFDSTUK IV. Volkshuisvesting. Het in het jaar 1905 aangevangen woningonderzoek is in 1907 voortgezet. De opneming van ongeveer 2400 woningen was aan het einde van dat jaar bijna gereed. Van wijk C moesten nog enkele woningen worden nagegaan. Intusschen is een aanvang gemaakt met de verwerking Bijlage 6. 13 van het verkregen materiaal en kan het volledig verslag in de eerste helft van 1908 worden tegemoet gezien. Hoewel het woningonderzoek niet beëindigd was, meende de Commissie toch reeds enkele woningen aan het Ge meentebestuur te moeten aanwijzen, die hetzij geheel onge schikt ter bewoning waren, hetzij slechts door het aan brengen van noodzakelijke verbeteringen in bewoonbaren staat zouden te brengen zijn. De aanwijzing geschiedde omdat de aangewezen woningen in zoodanig slechten toestand verkeerden, dat eenigszins langdurig uitstel ongeraden voorkwam. De Commissie oordeelde, dat in deze de noodige beperking moest worden in acht genomen, derhalve met enkele woningen moest worden begonnen, vervolgens telkens zooveel mogelijk de slechtste woningen moesten worden aangewezen, opdat na verloop van tijd betere woningtoestanden zullen ontstaan. Als geheel onbewoonbaar zijn aangewezen zes woningen aan Buitensingel nommers 10, 11, 12, 13, 14 en 15 en zeven woningen aan het Prinsenhof nommers 2/3, 4, 5, 6, 7 en 8. Als ongeschikt ter bewoning, doch door aanbrengen van de noodzakelijke verbeteringen in bewoonbaren staat te brengen, zijn aangwezen acht woningen aan de Beekstraat nommers 16, 1 Srz, 32, 17, 19, 21, 23 (onb.) en 23 (bew.) twee woningen aan de Apenstert nommers 12 en 14, vier woningen aan het Hoogestraatje nommers 80, S2, S4en86 en een woning aan de Donkeresteeg nommer 55. Bij de aanwijzing werd de noodige omschrijving en toe lichting gevoegd. Naar aanleiding dezer aanwijzing hebben Burgemeester en Wethouders aau den Raad voorgesteld de dertien eerst-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1907 | | pagina 94