Bijlage K. 8 alleen niet is verminderd, maar integendeel nog grooter geworden. Zooals reeds uit liet verslag over 1903 werd aange stipt, begon het boekjaar 1904 met een tekort van f 218.56Ï. Uit de bij het verslag over 1904 overge legde rekening en verantwoording blijkt, dat de uitga ven over dat jaar, met inbegrip van dat tekort f 1056,57^ beliepen, terwijl de ontvangsten bedroegen 767,35, het tekort thans alzoo 289,22^ en dus is gestegen met 70,66. Gedeeltelijk is dit toe te schrijven aan de kosten van inrichting der expositie-zaal, maar een blijvende oorzaak is daarin gelegen, dat de dagelijksche exploitatiekosten hoe zuinig het beheer ook is, hooger blijken te zijn, dan bij de raming waarop het gemeen telijk voorschot is gebaseerd, kon worden vermoed. Daarbij komt, dat de groote zuinigheid, om niet te zeggen schrielheiddieteneinde het verschil tusschen inkomsten en uitgaven niet nog grooter te maken, in alles moet worden betracht, het doen van aankoopen, zelfs tot geringe bedragensoms onmogelijk maakt, ofschoon het toch herhaaldelijk voorkomt, dat voorwer pen worden aangeboden, die voor het Museum niet verloren behoorden te gaan, maar die niet kunnen wor den aangekocht omdat er geen geld voor beschikbaar is. Dit is te meer te betreuren, omdat dergelijke aan biedingen gewoonlijk van tijdelijken aard zijn. Ook betreft de klacht niet aankoopen waarmee groote be dragen gemoeid zijn, doch vaak uitgaven van slechts enkele guldens. Daarbij komt verder nog, dat de Concierge het ver zoek heeft gedaan, zijn salaris met vijftig gulden te Bijlage K. 9 verhoogen, welk verzoek met het oog op zijne geschikt heid, dienstijver en gewilligheid niet onbillijk kan wor den geacht. Op grond van het bovenstaande zal het noodig zijn, tot Uwen Raad het verzoek te richten, het jaarlijksch voorschot ten behoeve van het Museum te verhoogen, en het te brengen van hoogstens 350 op hoogstens 500, in welk geval althans de geregeld terugkeerende exploitatie-kosten geen tekort meer behoeven op te leveren. Daar, ook in geval de genoemde verhooging wordt toegestaanvan overhouden tot het doen van aan koopen nog wel geen sprake kan wezen, ware voorts te bevorderen het initiatief tot het oprichten eener Vereeniging ter Instandhouding en steun van het Museum. Vereenigingen van dien aard, welke zich ten doel stellen uit hare kas aankoopen ten bate van net Museum te doen, of het Bestuur van het Museum daar toe in staat te stellen, dan wel geldelijken steun te verleenen aan ondernemingen (tentoonstellingen, wed strijden, uitgaven van catalogi e.d.) die meer dan ge wone eischen stellen aan de fïnancieele krachten der instelling, worden in verschillende andere gemeenten van ons vaderland aangetroffen. De oprichting van ecne dergelijke vereeniging hier ter stede wordt, mits men de contributie niet te hoog stelt, te minder onbe reikbaar geacht, omdat het Museum alhier in den kor ten tijd dat het bestaat, reeds een zekere mate van populariteit heeft verworven, en het gemis van die in stelling zeer zeker door velen ernstig zou worden ge voeld.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1904 | | pagina 143