Bijlage 1. heel spoedig bleek het, dat vele leden eenen anderen avond wenschten. Op verzoek der Commissie werd daarop bij Raadsbesluit van 12 Mei 1901 (No. 128a) besloten des Vrijdags in plaats van des Woensdags te vergaderen. Overeenkomstig het bepaalde in art. 15 van voor noemd Koninklijk Besluit werden de gewone vergade ringen geregeld gehouden. Het in dat besluit genoemde geval, dat de vergadering niet doorging wegens niet voorhanden zijn van eenig te behandelen onderwerp, deed zich slechts drie malen voor, terwijl tengevolge van de vacantiën aan de verschillende scholen ook tusschen 19 Juli en 19 September en in de laatste week van het jaar geene vergaderingen werden ge houden. Eene kennisgeving van den Arrondissements-School- opziener, als bedoeld in 2 van art. 21 der Leer plichtwet, ontving de Commissie zeven en vijjtig maal. Even zoovele malen werd ingevolge dezelfde paragraaf de aansprakelijke persoon door de Commissie ter ver schijning voor haar geroepen. Van de opgeroepenen verschenen er zeven en dertig. Twintig opgeroepenen, die niet verschenen waren, werden door de Commissie op andere wijze gewezen op hunne verplichting en tegen herhaling der gepleegde overtreding gewaarschuwd. Dit geschiedde niet alleen door eene aanschrijving van den Secretaris, maar ook door een bezoek van een of meer leden der Commissie. Na de mondelinge aansporing van den Voorzitter om de kinderen beter naar school te zenden, evenals Bijlage I. 3 na het boven bedoeld huisbezoek werd in den regel de belofte ontvangen, dat beter aan de wet zou wor den voldaan. Van de boven bedoelde zeven en vijftig kinderen, die zich aan ernstig schoolverzuim schuldig maakten waren vijf en veertig leerlingen der Openbare School I, vijf der Roomsch Katholieke School (Hoofd de Heer PATEKNOTTE), drie der Bijzondere Christelijke School (Hoofd de Heer ORMEL), twee der Openbare School G, een der Openbare School D en een der Openbare School E. 1 egen de ouders van vijf dezer kinderen werdzoo als de Commissie later vernam, eene gerechtelijke ver- volging ingesteld. Drie daarvan werden veroordeeld tot eene geldboete of gevangenisstraf, een werd vrijgesproken, terwijl de vervolging tegen één niet doorging. Het is de Commissie meermalen gebleken uit de inlichtingen, haar door hoofden van scholen verstrekt, dat in de gevallendie te harer kennis kwamende grens voor de strafbare verzuimen reeds lang over schreden wasvóór de kennisgeving aan de Commissie verzonden werd. Nu verloopt er veel te lange tijd tusschen de dagen, waarop het schoolverzuim is ge pleegd en den tijdwaarop de vader of moeder van het schoolplichtige kind voor de Commissie moet ver schijnen. Ook is de Commissie van oordeel, dat bij nauwgezet opvolgen van art. 21 het aantal opgeroepe nen veel grooter had moeten zijnen dat het aantal opgemaakte processen-verbaal tot het aantal opgeroe penen in eene zoo gunstige verhouding staat, dat de 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1901 | | pagina 144