Bijlage C.
2
ker met lichte taak van Leeraar aan de Hoogere Bur
gerschool en Gymnasium met vrucht te kunnen vervul
len, weshalve wij ons, na inwinning van advies van
den Inspecteur, nog vóór het einde van de tijdelijke
aanstelling, bij missive van 22 Juni tot den Gemeente
raad wendden met het voorstel om, zonder nadere op
roeping van sollicitanten, op een jaarwedde van f 800
den Heer Goemans definitief te benoemen tot Leeraar
m het Hoogduitsch.
Daarop ontvingen wij een schrijven van Burgemeester
en Wethouders d.d. 28 Juni, houdende de vraag of, met
het oog op een waarschijnlijk binnen kort te wachten
wijziging der Wet op het Hooger Onderwijs ten aanzien
me,e van het onderwijs in de Nieuwe talen aan de
Gymnasia, het niet wenschelijk zoude zijn de tijdelijke
aanstelling van den Heer Goemans alsnog met een
jaar te continueeren.
Hoewel ons, noch den Rector, officieel iets van de
bedoelde wijziging van het leerplan voor de Gymnasia
bekend was, zoo achtten wij ons toch niet gerechtigd
die vraag eenvoudig ontkennend te beantwoorden en
stelden daarom bedoeld schrijven in handen van den
Inspecteur, met verzoek om nader advies.
Het daarop ontvangen antwoord luidde in hoofdzaak
dat, zonder te durven verklaren dat zeer waarschijnlijk
uinnen kort eene wijziging van de wet op het Hooier
Onderwijs (juister van het Koninklijk Besluit, waarbij
een leerplan voor de Gymnasia wordt vastgesteld; zal
p nats hebben, er toch plannen tot wijziging ernstig
worden overwogen en daarbij wordt gedacht aan eene
Bijlage C.
3
kleine uitbreiding van het aantal lesuren in het Hoogduitsch..
met het oog waarop de door Burgemeester en Wet
houders gestelde vraag door den Inspecteur bevestigend
werd beantwoord en ons in overweging gegeven aan den
Raad nader voor te stellen de tijdelijke aanstelling van
den Heer Goemans alsnog voor een jaar te bestendigen.
Conform daarmede werd door ons bij schrijven van 19
Juli aan den Raad het aanvankelijk voorstel gewijzigd
en in Uwe vergadering van 31 Juli beslist door de tij.
delijke benoeming van den Heer Goemans thans voor
den cursus 1899-1900, welke benoeming bij missive
van 12 Augustus No. 4451, Afd. O., door den Minister
van Binnenlandsche zaken werd goedgekeurd.
Wij veroorloven ons hierbij op te merken dat ons bij
het in overweging nemen van eene wijziging van het
leerplanwaarop ook dezerzijds herhaaldelijk is aange
drongen, het vragen van de meening van Curatoren en
Rectoren niet geheel overbodig voorkomt.
In Uwe vergadering van 13 November werd aan Dr.
II. I). Tjeenk Willink op diens verzoek eervol ontslag
verleend als leeraar in de Plant- en Dierkunde en zulks
met ingang van 15 Januari 1900 of zooveel eerder als
in de vacature zoude zijn voorzien. Met leedwezen za
gen wij den Heer Tjeenk Willink heengaan, te meer
daar wij vreesden bezwaarlijk een geschikt en bevoegd
plaatsvervanger te zullen vinden. Na oproeping van
sollicitanten meldde zich dan ook slechts één gegadigde
aandie echter de bij de wet vereischte bevoegdheid
niet bezat.