in zijne den 2<Jen Maart gehouden vergadering bedoelde woningen, wegens gevaar voor de gezondheid, onbe woonbaar heeft verklaard. De woningen zijn sedert gesloopt. Meermalen werd onze medewerking ingeroepen tot verwijdering van mestverzamelingen en dergelijke steeds werd door ons getracht daarin verbetering te brengenhetgeen dan ook werkelijk plaats vond. Bij ons ingekomen klachten over het sluiten der pomp in de Barlheze gaven aanleiding tot een onder zoek, waaruit bleek dat de daar geplaatste standpijp der waterleiding zoo weinig water oplevert, dat de toestand onhoudbaar is, ook met oog op het noodzake lijke van het reinhouden der straten. Op voorstel van den Voorzitter werd beslotenmet den Stads-Architect in overleg te treden, hem te ver zoeken de pomp zooveel mogelijk leeg te pompen en daarna een flesch water bij den Secretaris te doen be zorgen om nogmaals het water te onderzoeken waarvan alsdan mededeeling zal worden gedaan aan Burgemeester en Wethouders. Dit besluit werd genomen in onze vergadering dd. 7 Maart 11. Dato 9 Maart d. a. v. ontvingen wij een schrijven van Uw College waarbij ons, naar aanleiding van een ingekomen adres van bewoners van de Barlheze, hou- 3 dende verzoek tot het weder openen der pomp tegenover de Heukerstraat, werd verzocht het water uit die pomp te willen doen onderzoeken en daarna ons bericht en raad aan U te willen mededeelen. Dato 9 Maart werd het water door Dr. A. J. C. Snijders onderzochtwelk onderzoek goede uitkomsten opleverde. Dato 26 Maart werd het water nogmaals onderzocht en toen bleek de qualiteit nog aanmerkelijk verbeterd en zelfs zeer goed te zijn. Wij adviseerden U dus om de pomp weder voor het gebruik te openen. Niettegenstaande ons gunstig advies besloot de Raad dezer Gemeentein zijne den 30 Maart gehouden ver gadering, om genoemde pomp geheel af te breken zoodat de bewoners der Barlheze bijna van water ver stoken zijn. Wij wilden er niet aan twijfelendat dit besluit uitsluitend op hygiënische gronden berust en dat daar toe geenerlei nevenbedoelingen hebben medegewerkt. Maar aangezien een ieder gaarne wordt gewaardeerd in de betrekking waarin hij verkeert en uit dit besluit bleek, dat door den Raad dezer gemeente weinig of geen acht op onze adviezen werd geslagenzoo meen den wij het onzen plicht, ons mandaat in handen van den Raad te stellen,

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1896 | | pagina 89