2 SM 58 BH boekverkooper D. de Vries te Delfsliaven. Muller n» 4571.. H. 13,7 c. Br. 10 c. De hier bedoelde gebeurtenis heeft zich anders voorge dragen dan Craandijk ze in diens- Wandelingen door Nederland vertelt, die trouwens de overlevering slechts tot bron had. Ook de beide prentjeswelke naar aanleiding van dit voorval het lielit zagen en waar van dit en één is 1), geven van het feit eene- onduidelijke voorstelling. De heer Mr. J. B. Scilner heeft een bundel beschei den over deze gebeurtenis in zijn bezitwaarvan hij mij welwillend inzage verleende. Aan de hand dezer stukken volgt hier een zeer beknopt overzicht, vam hetgeen er geschiedde. E. C. C. W. Bar. van Heeckeren gaf op Maandag namiddag 21 Juni 1784 eene partij op zijn kasteel Nettelhorstomdat hij daags te voren een zoon van hem had laten doopen. Daar verscheen ook ds. N. Langerak, predikant te Laren (G.), echter na het dessert. Hij was een ijverig patriot, die met mond en pen voor zijne partij propaganda maakte en aan verschillende bladen en geschriften bijdragen leverde. Aan tafel werd op de gezondheid van prins Willem V en den Hertog gedronken, doch niemand daartoe ge dwongen. De maaltijd liep na dankzegging door ds. J. H. Abbink uit Lochem zonder stoornis af. Daarop ontstond er in den tuin van het kasteel eene woordenwisseling tussehen dr. W. F. de Wolff, burge meester van Lochem, en Langerak, die haar had uitge lokt; bij welke woordenwisseling zich weldra nog andere leden van het gezelschap voegden. Yan handtastelijk heden was echter geen sprake alleen werd aan ds. 1) Het andere wordt door Muller onder n° 4570 beschreven. Langerak een mes ontnomen, dat hij getrokken had. Deze verwijderde zich daarop. Eenigen t§d later, toen het gezelschap thee dronk, kwam tot aller verbazing, Langerak weer binnen, om vergiffenis te vragen in het bijzonder aan De Wolff. Alleen de heer van Nettelhorst weigerde henidie te ver- leenen. Aan Langerak werd het mes nu teruggegeven. Na afloop van dit alles verschenen spoedig daarna in de toenmalige bladen en in allerlei geschriften zeer onjuiste verhalen van het gebeurde, welke tot heel wat geschrijf aanleiding gaven. Langerak richtte zelfs een uitvoerig adres vol beklag aan de Staten van Gelderland, dat door F. J. W. R. Bar. van Heeckeren tot Overlaar, Dr. W. F. de Wolff en Mr. G. Sülner in een even uitvoerig schrijven aan genoemd college beantwoord werd. 398. „Verwoesting van de begraafplaats der Capellen, door buskruid 7 Aug. 1788. Ruïne du tombeau de la familie de Capellen, détruit, par le moyen de la poudre a canon le 7 aout 1788." J. A. Kaldenbaoh del., de Wit et Jonxis sculps., A. Mens Jansz exc. Met achtregelig vers van "WH. Seis als onderschrift. Niet, beschreven door Muller. Gezicht op de verwoeste begraafplaats der Capellens op den achtergrond het kerktorentje van Gorssel. H. 20,6 c. Br. 31 c. In lijst en achter glas. Mr. J. A. Sillem in den Gids, jaarg. 1882, deel IV, blz. 460: „Capellen's lijk was eerst in het gewone familie graf in de kerk te Gorsel bijgezet. Doch kort daarop hadden zijne weduwe en vier gelderscho neven, de Heer van de Marsch en drie zijner broeders, een nieuw familie graf in 't open veld niet ver van Gorseldoen op richten. Daarheen werden de overblijfselen van Joan l) Het lijk n. I. 6 Juni 1784. van Joan Derek van der Capellen, overleden

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1894 | | pagina 129