OPS
12
13
II. HUISELIJK LEVEN.
A. De woning.
79. Gedenksteenwaarop de volgende woorden staan uitge
houwen
A° 1599
TIMMER MR
HENRIC[K] [V]A BRA
ENDE [A]DEM
KOLDEBACH
P. H.
HONOR. 80LYS. DEO.
H. 39,5 c. Br. 42,5 c. Geschonden.
Deze steen werd in Augustus 1891 gevonden bij het
wegbreken der slaapzalen voor de gevangenen in het
voormalige huis van bewaring.
80. Steen, waarin de volgende woorden zijn gehouwen:
AN°- 1653-
IS DIT MOLLENWERCK
YERNIEYWET- TIM:
MEIST: W- VALCK-
L- LOYWERMAN-
H. 43 c. Br. 77 c.
81. Alsvoren, doch met de volgende woorden
AN" 1722
[IS] DIT MOLEWERK
VERNIEWT TIMM: G:
SCIMMELPENN1NCK VAN
[DER] OIJE- EN B: WENTHOLT-
H. 42,5 c. Br. 77 c. Geschonden.
No. 80 en 81 zijn afkomstig van de voormalige water
molens langs de Berkel bij de Rozegracht.
Fragment eener eikenhouten schoorsteenbetimmering, waar-
op zijn gebeiteld het wapen van Van Löben Seis (links
van den toeschouwer) en dat van Op ten Noort (rechts
van den toeschouwer).
H. 44,5 c. L. 122 c.
In bruikleen van heeren Provisoren van het Bornhof.
Dit fragment is afkomstig uit een huis van het Born
hof, liggende aan de Zaadmarkt, E 364, en voorheen
bewoond door Mr. M. J. van Löben Seis 25 Nov.
1863). Het werd voor eenige jaren afgebroken en
daarna herbouwd. Thans is het bewoond door den
heer J. W. N. Cramer, kapitein der genie.
Mr. Ernst van Löben Seis, geb. te Doetinchem 29 Maart
1709, f te Zutpben 21 Juli 1777, zoon van Maurits
Seis en Everhardina Maria von Li)ben, nam den naam
zijner moeder bij den zijnen en ecarteleerde zijn wapen
met dat van Yon Löben; hij huwde 29 Aug. 1728 te
Zutphen Petronella Cunira Op ten Noort, gedoopt te
Zutphen 28 Januari 1706 en aldaar f 4 Dec. 1772,
dochter van Mr. Johan Op ten Noort en van Naleken
erstegen. Mr. Ernst van Löben Seis was sedert 1736
schepen en van 17671777 oudste burgemeester van
Zutphen. Zie do mededeelingon van den heer Wer
ner in den Geld. Volksalm., jaarg. 1880, bl. 2931.
ierkante ijzeren schoorsteenplaat met de voorstelling eener
episode uit de belegering van Bethanië door Holofernes
wien bij nacht door Judith het hoofd wordt afgehouwen;
onderaan de plaat de beeltenissen van Seipio en Hannibal,
beide tweemaal, en bovenaan (het gietmerk?) H.