iro
6
dat de in 1889 verleende verhooging van tractement
den Heer Beekman een reden te meer mocht zijn,
om nog lang aan ons Gymnasium verbonden te blij
ven, is hierdoor niet vervuld.
Hoewel de redenen, die hem daartoe leidden, billij
kende zagen wij dezen leeraar met leedwezen heen
gaan, overtuigd als wij zijn, dat het Gymnasium in
hem een degelijk en ijverig docent heeft verloren, die
naar wij hopen in zijne nieuwe betrekking een even
gewaardeerde werkkring moge vinden als hij gemeend
heeft hier te moeten verlaten.
Indien ons dit heengaan echter bespaard was, zou
den wij naar alle waarschijnlijkheid eene andere niet
minder te betreuren verandering in het personeel der
leeraren hebben te vermeldenwaardoor niet alleen
het Gymnasium, doch naar onze overtuiging ook de
Hoogere Burgerschool, een gevoelig verlies zoude heb
ben geleden. Eene veronderstelling, die, zoo wij in
het belang van het onderwijs in het algemeen in onze
gemeente oprecht hopen, door het vertrek van den
betrokken leeraar thans voor goed is afgewend.
Uit onze aan den Raad gedane aanbeveling van drie
der zeven Sollicitanten naar de vacante betrekking werd
in Uwe vergadering van 15 December tot leeraar in
de Wiskunde benoemd: Dr. A. J. SWART, leeraar aan
de Hoogere Burgerschool te Enkhuizenen wel op
uitdrukkelijk verlangen van den Heer Inspecteur aan
vankelijk voor den tijd van één jaar;
Wij achten ons verplicht hierbij op te merken, dat
wij niet dan noode ons bij dat verlangen nederlegden,
daar wijop grond van de bevorens omtrent den be-
7
noemde ingewonnen informaties, het tijdelijke eener
benoeming eene slechts weinig gemotiveerde maatregel
van voorzorg en overigens niet gewenscht oordeelden.
Om eventuëele moeijelijkheden bij de door Z.Excell.
den Minister van Binnenlandsche Zaken vereischte goed
keuring te voorkomen, meenden wij echter ons daartegen
niet te moeten verzetten. Gelukkig maakte Dr. Swart
geen bezwaar die benoeming aan te nemen en ontvin
gen wij zijne toezegging, dat hij, na bekomen ontslag
uit zijne tegenwoordige betrekking, zijne functie alhier
zoo spoedig mogelijk hoopte te aanvaarden.
Daar zulks echter niet vóór i° Februari 1891 te
wachten was en wij meenden aan het billijk verlangen
van den Heer BEEKMAN, om zijne betrekking te
Schiedam met den aanvang van het nieuwe jaar te
aanvaarden, te moeten voldoen, moest in de tijdelijk
daardoor vrij komende lessen in de Wiskunde worden
voorzien. Door de welwillende hulp van de Heeren
Dr. B. C. Goudsmit en H. J. Bolderman slaagden
wij daarin zoo goed mogelijk. Gaarne maken wij dan
ook van deze gelegenheid gebruik, die Heeren daar
voor onzen oprechten dank te betuigen.
Overigens onderging het personeel der leeraren geene
verandering, en meenen wij, wat hunne toewijding en
tact aangaat, het best te doen met ons te refereren
aan hetgeen daaromtrent in ons vorig verslag is vermeld.
In Uwe vergadering, gehouden in September werd
Jhr. Mr. van Andringa de Kempenaer herbenoemd
als curator en is daarmede ons College onveranderd
gebleven.
Gebouw en leermiddelen bevinden zich in goeden