78
B. C. Goudsmit, leeraar aan de Hoogere Burgerschool
alhier, die gemeld onderwijs geeft aan het gebouw van
gemelde school.
Zoodra de behoefte daaraan zal blijken te bestaan zal
ook de zesde klasse worden geopend terwijl bij het begin
van een nieuwen cursus de vijfde klasse ingevolge de wet
zal moeten gesplitst worden om te voorzien in het onder
wijs voor studenten in de geneeskunde en in de wis- en
natuurkunde. Alsdan zal het noodig zijn nieuwe leeraren
te benoemen voor het onderwijs in de natuurlijke historie
en de Nederlandsche en Hoogduitsche talenwelke vakken
tot nog toe tijdelijk aan andere leeraren zijn opgedragen.
Te zijner tijd hopen wij U de daartoe noodige voor
dragten te doen.
Van het gebouw van het Gymnasium hebben wij dit
maal weinig te melden. Het oude gebouw, dat geheel
ongeschikt bleek voor verder gebruik, is gansch afgebroken,
terwijl eerlang op dezelfde plaats een nieuw gebouw zal
venijzendatnaar wij hopenaan de daarvan gekoesterde
verwachtingen, wat doelmatigheid en bruikbaarheid be
treft, zal beantwoorden.
In afwachting van het nieuwe gebouw worden de lessen
gegeven in eene tijdelijk daarvoor aangewezen woning in
de Waterstraat. Men is aldaar onder dak en er worden
genoeg vertrekken gevonden waarin het onderwijs onge
stoord kan worden voortgezet. Het zou onredelijk zijn,
m de gegeven omstandigheden van eene tijdelijke verblijf
plaats meer te eischen.
Curatoren van het Gymnasium te Zutphen
Dr. T. K. M. von BAUMHAUER,
Voorzitter.
M. MACKAY,
Secretaris.
79
BIJLAGE D.
Verslag over den toestand van het Onderwijs op
de inrichtingen van Middelbaar Onderwijs te
Zutphen, gedurende het jaar 1880.
I. Hoogere Burgerschool met
vijfjarigen Cursus.
Personeel.11*1 In tet Personeel der Leeraren is in het afge-
loopen jaar geen mutatie voorgekomen. De
Leeraar Beekman, die bij zijne benoeming, in
het vorige jaar, non-activiteit had aangevraagd,
vroeg en verkreeg in de maand Juli zijn eer
vol ontslag uit den diensten verbond zich
alzoo voor goed aan het onderwijs.
Ook in de regeling der jaarwedden is geene
verandering gekomen.
Aan de Commissie van Toezicht was opge
dragen om een onderzoek in te stellen of de
traktementen der Leeraren in het algemeen een
herziening vereischen en, zoo ja, om een des
betreffend voorstel te doen. De Commissie
kweet zich van die taaken zond eene uitvoerige
memorie aan het Dagelijksch Bestuur, waarbij
zij tot de conclusie kwam, dat eene herziening
dringend gevorderd werd, en het voorstel deed