14 gedaan, waartoe wij meenden de invoering der wet te moeten afwachten. Echter kwam de wenschelijkheid van verbetering en aanvulling van het een of ander in den boezem onzer Commissie meermalen ter sprake, en wij gelooven dat het niet overbodig kan worden geacht daar van reeds nu het een en ander mede te deelen. In de eerste plaatsvond het denkbeeld van invoering van het onderwijs in de Gymnastiek op enkele, en dat van de zoogenaamde kamer-Gymnastiek op de overige Scholenhij ons algemeen bijvaldat het laatste niet tot het onmogelijke behoort heeft de Heer van deu Vlies, zooals boven blijkt, reeds bewezen. Verder meenden we dat de aanstelling van eene hulp onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de V, 4e en 5e Openbare School eene zeer gewenschte verbetering zoude zijn daardoor toch zouden de aldaar schoolgaande meisjes niet zoo spoedig de School behoeven te verlatenhetgeen thans door de noodzakelijkheid van het gaan naar eene naai- en breischoolmet het oog op hare algemeene ont wikkeling, te vroegtijdig plaats heeft. De aanstelling van een vierden hulponderwijzer aan de 2e Openbare School eindelijk kan waarlijk niet als een overdreven eisch worden beschouwd, evenals de vermeer dering van het hulppersoneel op de le Openbare School met eene hulponderwijzeres. Ten slotte kwam het ons wenschelijk voordatbij eene eventuele herziening der reglementen het einde der groot e vacantie zoo worde gesteld, dat dit samenvalt met het begin van den nieuwen cursusde daar tusscheu liggende dagen moeten, naar de opgedane ondervinding, toch voor het onderwijs vrij wel als verloren worden aangemerkt. En hiermede aan het einde gekomen van ons rapport besluiten wij met de verklaring dat onze Commissie, waarin ditmaal gelukkig geen enkele mutatie valt te ver melden, wederom met het grootste genoegen liare taak vervulde, daarin ondersteund door de belangstelling van den Inspecteur en den Schoolopziener van het 4e District die de vergaderingen zeer getrouw bijwoonden en ons door hunne wenken en adviezen voorlichtten. Ook werd van onze zijde niet weinig gewaardeerd de samenwerking, die wij van het bestuur onzer Gemeente mochten ondervinden. Die samenwerking, die, wij twijfelen er niet aan, ook zal blijken bij de eerlang in te voeren veranderingen met het oog op de nieuwe wetkan niet anders dan ten goede komen van de ons allen ten harte gaande belangenvan het Lager en Meer Uitgebreid Lager Onderwijs in deze Gemeente. Aldus vastgesteld in de Vergadering der Plaatse lijke Schoolcommissie van 23 Februari 1880. De Voorzitter D. G. CRAMER, De Secretaris D. W. van ANDRINGA de KEMPENAER.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1879 | | pagina 69