VII. Latijnsche scholen, Gymnasia en Athentea.
VIII. Kunsten en Wetenschappen.
Instellingen door of van wege de gemeente beheerd
of gesubsidieerd.
66
Het alhier bestaande Gymnasium telde op 1 September 1876
32 leerlingen, aan welke door 1 Rector en 4 Leeraren onderwijs
werd gegeven tot opleiding voor de Universiteit.
Het onderwijs is zeer voldoende en omvat de oude en nieuwe
talen en hare letterkunde, geschiedenis, aardrijkskunde en
wiskunde.
De localen, het materieel en de hulpmiddelen zijn in vol
doenden staat.
Muzijk-, teeken-, beeldhouw- en bouwkundige scholen zijn
hier niet aanwezig. Het teekenen en boetseeren wordt aan de
Burger-Avondschool onderwezen.
Er bestaan in deze gemeente:
le. eene afdeeling van de maatschappij tot Hut van 't Alge
meen welke s winters eenmaal 's maands hare vergaderingen
houdt. Zij telt 143 leden.
Van hare vrij aanzienlijke bibliotheek wordt ijverig door het
volk gebruik gemaakt.
Ook de van harentwege alhier opgerigte Volksleeskamer, ten
doel hebbende meerdere kennis en beschaving onder den wer
kenden stand te verspreiden, houdt zich staande en telde 110
leden.
2e. het genootschap tot beoefening van natuurkundige weten
schappen (physiea), dat 's winters eiken Maandag vergadert en
een lOOtal leden telt.
3e. de Rederijkerskamer „Polyhymnia". Zij behoudt haar
goeden naam en telde met 17 werkende leden 230 niet-werkende
en buitenleden; en
4e. Pictura, onder bescherming van H. M. de Koningin; het
stelt zich ten doel, door het geven van kunstbeschouwingen en
tentoonstellingen van schilderstukken en teekeningenalsmede
door het uitschrijven van prijsvragen, den zin voor schilder- en
teekenkunst op te wekken en te bevorderen. Het telt onge
veer 150 leden.
Nog zijn hier andere vereenigingen aanwezig, welke bevor-
67
dering van kunsten en wetenschappen ten doel hebben, doch
daarvan bewegxn eenige zich meer in engeren kring en maken
besloten gezelschappen uit.
HOOEDSTUK X.
Armwexen,
Omtrent den toestand van de behoeftige klasse, vergeleken
met vroegere jaren, valt niets bijzonders te vermelden; deze
was voldoende.
Er bestaat hier voor den behoeftige genoegzaam gelegenheid
om door handenarbeid iets te verdienen, - overigens trekken
de Diaconiebesturen en dë liefdadige instellingen zich zooveel
mogelijk het lot der werkelijk behoeftigen aan.
De Sint Anne Broederschap.
Door deze werden in 1875 wekelijks aan 50 personen, zooge
naamde preuvingen in geld uitgekeerd.
De inkomsten dezer instelling bedroegen over dat jaar de
som van2195,315
de uitgaven136B_
De Bank van Leening heeft alhier opgehouden te bestaan.
De behoefte aan deze instelling heeft zich niet doen gevoelen.
Immers van het aanwezig zijn van zoogenaamde stille pandjes
huizen is niets gebleken, althans vervolgingen hebben te dezer
zake niet plaats gehad.
Na het overlijden van den bankhouder, op 22 Junij 1875,
werden geen panden meer ingebragt, maar de aanwezige door
de erfgenamen afgelost, toen het gemeentebestuur van hen de
Bank op 1 .1 an u ar ij 1876 voor eigen rekening overnam, en tot
den 20 December j.l. den pandbriefhouders gelegenheid gaf tot
verdere inwisseling der beleende panden.
Op dien dag werden de nog overschietende panden publiek
verkocht en daardoor de bank feitelijk opgeheven.