30 De Heeren W. J. G. Putman Cramer, W. de Bas en L. Ed. Lenting hebben in Mei 1854 alhier cene konijnenfokkerij opgerigt, bevattende 50 moerkonijnen en 6 rammelaars. Uit aanmerking echter dat deze inrigting nog geen jaar bestaat, valt van de uitkomsten voorshands niets mede te deelen. Het getal beteelde Bunders bedraagt 232 Bunder, 15 B. 19 El. De zoogenaamde aardappelen-ziekte heeft in het vorig jaar minder schade dan in 1853 veroorzaakt; overigens waren de verschijnselen dezelfde. De uit- poot vermindert nogtans niet en de aardappelen ma ken het hoofdgewas uit. Vervolgens rogge en tarwe. De tweede gewassen zijn hoofdzakelijk knollen en koolraap. De laatstgenoemde worden veelal geteeld na vroege aardappelen, koolzaad en rogge; de eerste meer na late aardappelen, rogge en tarwe. Men rekent dat in deze gemeente zijn gewonnen: aardappelen 630 lasten, rogge 31 lasten, tarwe 21 lasten. De ingezetenen koopen op de weekmarkten van de tuinlieden en warmoezeniersmeestal in deze ge meente te huis behoorende, de noodige groenten, zoo vroege als late. Deze worden ook aan de huizen be zorgd en ter koop aangeboden, inzonderheid bij de meer gegoeden. Bij eenige groente-verkoopers be staat buitendien gelegenheid zich het noodige aan te schaffen. Nu weder Cavallerie alhier garnizoen houdt, is er veel meer paardenmest te krijgen, die tegen hooge prijzen wordt verkocht en vooral door de tuinlieden wordt op prijsgesteld. Onze groenboeren vervoeren somtijds hunne groenten ook naar andere plaatsen. De staat van den Veestapel was op het einde van het vorige jaar als volgt: paarden 292, waaronder 31 130 ruinen, 156 merriën, 6 veulens; runderen 706, waaronder 10 stieren, 620 koeijen, 76 kalveren; voorts 24 ezels, 52 schapen, 32 varkens, 10 bokken, 122 geiten. HOOFDSTUK XIII. Verveeningen worden in deze gemeente niet aange troffen en wild komt er weinig voor. De visscherij levert ook al heel weinig op. De Spierlingvangst op den IJssel is weder in het vorige jaar alhier slecht geweest en men kan zich thans haast niet meer de massa spierling voorstellen, welke in vroegere jaren in deze gemeente werd gevangen. Weinig gegoede ingezetenen maken van de Visscherij werk en voor slechts enkele stadgenooten levert zij een gering bestaan op. De parelmoeren-glans of gloed, welke men op vele verlakte voorwerpen ziet, wordt er ingebragt door eenc stofbereid uit de schubben van de alfers, eene karpersoort (Cyprinus alburnus L.) uit wier schubben door vischlijm en ammoniak ook vervaardigd wordt de parelessens, waarmede fijne gla zen bolletjes worden gevuld om echte paarlen na te bootsen. Voor een 25tal jaren voerde een oud Fransch militair de vangst van dien visch, welke ook in den IJssel en andere rivieren in Nederland, alsmede in de binnenhaven te Zutphen wordt aangetroffente Coblentz voor den parelmoerenglans of gloed in. Een dergenen, die er zich mede geneerdenis, daar de alfers op den Rijn, zoo men wil, ten gevolge der vele Stoombooten zeer verminderden, het vischwater van den IJssel komen opnemen en heeft zich voor weinige jaren te Zutphen met zijn gezin gevestigd. De visch wordt gevangen met een driekantig gespannen net in den vorm van een' steekhaam, doch zonder steel of Verveening, Jagt en Vissclierij,

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1854 | | pagina 16