<25
jullie weer vissen?” Want dat deden we altijd in de
zwaaihaven aan het kanaal in Lochem. Sam was
mijn leermeester zo’n beetje, hij leerde mij van
alles. Hij was ouder dan ik, anders mocht ik niet
met hem mee vissen. Hij was toen ongeveer 22 jaar
en ik 7.
Die middag moesten de kinderen even in een
andere kamer gaan zitten, want hun papa moest
mij wat vertellen. “Moet je luisteren, Bert,” zei
vader, Sam had de leiding in huis. De moeder en
de kinderen zagen er allemaal altijd keurig uit.
Wel waren ze erg onrustig, vond ik. Later heb ik
pas begrepen waardoor dat kwam.’
meneer Wijler, “wij gaan vanavond weg, maar de
kinderen mogen dat nog niet weten, de kinderen
mogen helemaal niks weten.” Zo bijzonder dat
hij dat aan mij vertelde. “Maar je moet je mond
houden, Bert. Ik weet dat ik het aan jou kan
vertellen. Jij houdt je mond dicht.” En toen zei hij
tegen mij: ‘Wij gaan hier over ongeveer twee uur
weg. We vliegen naar Amerika.” Zo is het gebeurd
en ik moest dat onthouden maar ik mocht niets
zeggen. ‘s Maandags voordat ik naar school ging,
zei mijn moeder: “Je moet doorlopen, anders
kom je nog te laat op school.” Dat is ook gebeurd,
want ‘s morgens stond er bij Sam Wijler voor de
deur een auto met een zeil eroverheen en drie
Duitse soldaten erbij. Ik zei: “Sam, waar ga je
heen?” “Bert, ik ga op reis, ik heb mijn koffer al
ingepakt.” Toen heeft hij gepraat met die Duitsers
of hij nog even naar binnen mocht om een hengel
op te halen voor die jongen voor mij dus.
opgetekend door Maran Olthoff.
Moeder en dochter Wijler zijn met hulp van
‘buurman’ A.J. van Berkum (Kastanjelaan 4)
en een wijkverpleegster op een veilige plek
ondergedoken. Diezelfde buurman heeft eraan
meegewerkt dat moeder Malie Wijler al in 1945
het eigendomsrecht van haar huis terugkreeg
(Redactie).
Die hengel heb ik gauw naar mijn moeder
gebracht. Ik zei: “Die heb ik van Sam gekregen
omdat Sam op reis gaat.” Toen wist mijn moeder
al wel wat er gaande was. “Ga nou maar gauw
naar school,” zei ze. Ik begreep er niets van. Toen
die Duitse wagen in de Paul Krügerstraat stond,
waren de andere Wijlers al weg. Zij hadden een
seintje gekregen van familie uit Vorden. Maar ze
praatten nooit met familie. De ene familie Wijler
praatte nooit met de andere. Ze bemoeiden zich
niet met elkaar. Die mensen hadden een heel
De zondag erna was ik bij de kinderen van de rijke onrustig leven. In het gezin van Sam was geen
Wijler, waar ik ook wel mee speelde. Bij Sam
thuis kwam ik nooit verder dan de bijkeuken. Bij
de rijke Wijlers mocht ik het hele huis door. Die
kinderen waren altijd dankbaar en gelukkig dat
kon je aan ze merken. Hun vader was ook altijd
heel aardig tegen mij. Zij hadden de eerste fietsen Dit verhaal werd uit de mond van Bert Wesseldijk
op de Graaf Ottoweg en ik mocht leren fietsen op
hun fietsen. Dan reed ik van de Nieuwstad af, bij
Sandmann, naar de Berkelbrug en weer terug,
tien keer.
Die dag had hij een speciale bedoeling. Hij zei:
“Ik ga even naar Bosman.” Bij Bosman, op de
wal voorbij de Schouwburg, kon je alles voor het
vissen kopen. Sam zei: “Ga je mee, Bert, dan kun
je een hengel uitzoeken.” Toen versprak hij zich
bijna. Maar goed, hij zei: “Wat vind je van zo’n
uittrekhengel, vind je die mooi?” Ja, die vond ik
mooi, maar dat was een dure hengel. Sam zette
door. “Kijk maar. Ja, is dat een goeie lengte voor
jou? Je moet maar eens proberen hoe het met die
hengel gaat. Geef hem maar hier, ik zal hem voor
je oppoetsen, dan krijg je hem later weer van mij
terug als we weer gaan vissen.”
Die vrijdag ben ik nog wel met hem gaan vissen.
Niet met de nieuwe hengel. Sam zei tegen me:
“Ik ga het weekend even weg, want mijn moeder
en Betje [zijn vierjarige zusje] zijn ‘s middags
weg. Maar mondje dicht!” En ik vroeg: “Waar is je
moeder dan heen? En Betje?” De kinderen mochten
er wel wat van horen maar niet alles, het moest
allemaal stiekem gebeuren. Ik heb toen afscheid
moeten nemen. Ja, dat doet me nog steeds wat.
I