2
im Garten die Rosenbluten sammlen und gingen bei
Mr. Snel lernen. Das grösste Vergnügen war an der
‘Luchte’ in der Wildnis. Auch gingen sie gerne an
‘De dolle hoed’ Pfirsichkuchen essen. Die Ferien in
Lochem lebt noch stets in ihrer Erinnerung fort. Der
alte Kutscher und das noch altere Pferd waren ein
Hauptgegenstand ihrer Unterhaltung. Wenn der alte
Oheim seine Patiënten besuchte, ging stets einer der
Jüngen mit, und hinter dem Pferde mit der Peitsche
war ein Hauptvergnügen.
Da der kleine Ort Ganz protestantisch war, gingen wir
am Sonntag zwei Stunden weit nach der Kirche, ‘De
Kranenberg8’ genannt. Dort waren die Landjunker auf
dem Gute, Het Medler genannt, die uns mit Sporen
zur Kirche brachten. Ein würdiger Pastor empfing uns
nach der Messe. Wir bekamen dann eine Tasse Kaffee
‘met een koekje’. Oheim besuchte dann seine Patienten
im Dorf Die Reise nach der Kirche dauerte vom 8 bis 12
Uhr, denn auf der ganzen Weg war keine Chaussée.
Mit meinen sieben Kinder habe ich manche glückliche
Stunden bein meinem Oheim erlebt und es war für
uns ein grosser Verlust als er mit 82 Jahren abgerufen
wurde. Wir erbten die ‘Luchte’ und einige Weiden,
welche drie Jahre in meinen9 Besitz blieb.”
Handtekeningen onder de huwelijksakte van Johan Frans
Rive en Louisa Christina Nijman 20-9-1814 te Lochem.
Ten eerste die van het bruidspaar, daaronder die van de
ouders van de bruid: Matthijs Willem Nijman en Berendina
Joosten, daaronder Egbert Joosten, getrouwd met een
zuster van vader Matthijs Wlilem Nijman en daaronder
Garrit Jan Joosten, zoon van Egbert Joosten. Aan de
rechterkant Joachimus Wilhelmus Albartus Nijman, broer
van de vader van de bruid, daaronder Joost Bernard Sollner,
de gemeentesecretaris en tenslotte Harmanus Joachim
Thomasson, de burgemeester van Lochem.
Voor 1832 waren al delen van Het Veen, een woest
laaggelegen gebied tussen De Wildenborch,
Barchem en Lochem, geprivatiseerd. De rest van
het noordelijke deel van het gebied was in handen
van de gemeente Lochem10. Het Lochemse deel
werd daarna in een aantal etappes door de
gemeente verkocht aan particulieren. In totaal
werden de percelen aan 18 kopers verkocht.
Sommigen kochten aanzienlijke hoeveelheden,
anderen slechts een enkel perceel. Bij de kopers
ging het om landgoedeigenaren, maar ook om
bijvoorbeeld dagloners. Tot deze groep van 18
kopers behoorde naast dr. Johan Frans Rive11 ook
zijn neef dr. Franz Wilhelm Rive. Daaruit blijkt
wel weer, hoe nauw het contact tussen beiden
moet zijn geweest. Hoe zou een Amsterdamse arts
anders aan de informatie van het te koop zijn van
de gronden zijn gekomen.
Franz Wilhelm was ook degene, die na het
overlijden van dr. Johan Frans Rive al diens
bezittingen erfde.
Dr. Rive als grondeigenaar
Dr. Rive was mogelijk al vroeg tijdens zijn
verblijf in Lochem bezig met het verwerven van
percelen grond. De Kadastrale Atlas Gelderland,
sectie Lochem, Laren, Verwolde uit 1832 laat zien,
dat de dokter in het jaar 1832 al ruim 26 ha. grond
in bezit had. Waarschijnlijk is Rives grondbezit
na het overlijden van zijn schoonvader Matthijs
Willem Nijman nog meer toegenomen. Matthijs
Willem Nijman had in het gebied buiten Lochem
ruim 60 ha. in zijn bezit. Hij was ook eigenaar
van herberg De Luchte aan de Zutphenseweg
net buiten Lochem. In 1794 was Egbert Joosten,
vader van Matthijs Willems vrouw Berendina
Joosten, eigenaar geworden van de goederen
Groot en Klein Boevink, meestal De Dollenhoed
genoemd. Uiteindelijk kwamen na het overlijden
van Berendina Joosten, de weduwe van Matthijs
Willem Nijman, de beide herbergen De Luchte
en De Dollehoed in het bezit van dr. Rive. Het
onroerende goed, dat na het overlijden van dr.
Johan Frans Rive in handen kwam van zijn neef
dr. Franz Wilhelm Rive moet van behoorlijke
omvang zijn geweest.