2 I “Lochem, 8 Oct. De dag van gisteren was voor ons een dag van algemeene vreugde. Onze oudste geneesheer Dr. J.F. Rive vierde gedachtenis van zijne vijftigjarige practijk in de vereenigde gemeenten van Lochem en Laren. Reeds vroeg in den morgen wapperde uit de woning van vele belangstellende de nationale vlag. Eene commissie had zich gevormd tot het verzamelen van vrijwillige bijdragen voor een geschenk, dat den waardigen man werd aangeboden, bestaande in eene prachtige Pendule. Ook eene commissie uit den kerkenraad der Herv. Gemeente vervoegde zich bij hem, om hem te bedanken voor de onwaardeerbare diensten die hij, schoon zelf tot het R.C. Kerkgemeenschap behoorende, op de meest onbaatzuchtige wijze aan de armen harer diakonie bewezen had. Des avonds werd hem eene serenade bij fakkellicht gebragt, met de voortreffelijke muziek van het regiment dragonders uit Zutphen aan het hoofd, waaraan met zeer geringe uitzondering alle notabele ingezetenen deelnamen. De jubilaris, diep getroffen door zoo hartelijke en algemeene deelneming, noodigde de Heeren leden der serenade, met hunne Dames, in het locaal der sociëteit, waar zij van zijnenwege uitstekend werden onthaald. Daar werd de avond in gepaste vrolijkheid door gebragt, en een dag besloten, die nog lang bij Lochems ingezetenen in aangename herinnering zal blijven.” “Ein Sommer verbrachten sie alle ihre Ferien mit Kaatje bei ‘Oheim’ Rive7. Er war ein erwürdiger Erscheinung mit feinen schönen weissen Haren. Ein gewisse Figur im Hause war Herr Snell, der Apotheker. Er beschaftigte sich viel mit den Jungen. Sie mussten heeft hem een paar gouden medailles opgeleverd, voor het eerst in 1808, maar voor zover mij bekend, ook in 1827 en in 1842. Hij heeft ervoor gezorgd, dat grote aantallen mensen uit Lochem, Laren en Verwolde tegen de pokken werden ingeënt. Hij moet ook een geliefd arts zijn geweest. Dat blijkt wel uit een artikel in de Geneeskundige Courant voor het Koninkrijk der Nederlanden uit 1858: Als jongetje logeerde Franz Wilhelm vaak met zijn broertjes en zusjes in Lochem bij zijn oom en tante en later bracht hij er met zijn eigen gezin ook vaak de zomervakanties door. Margaretha Rive-Fuchs, zijn vrouw, beschreef vele jaren later iets van dit gebeuren in haar boek Meine Lebensgeschichte: Familieman Johan Frans en zijn vrouw Louisa Christina hebben geen kinderen gekregen. Dit feit zal mogelijk een rol hebben gespeeld bij de extra aandacht, die dr. Rive aan de oudste zoon van zijn broer Josef Rive, koopman in Dorsten, gaf. Josef Rive overleed in 1814 op 36-jarige leeftijd. Zijn vrouw bleef achter met zes kinderen. Dr. Rive heeft de kosten van de medische studie van de oudste zoon, Franz Wilhelm, op zich genomen, toen bleek, dat deze graag arts wilde worden. Franz Wilhelm heeft eerst in Bonn gestudeerd, maar is uiteindelijk in Utrecht gepromoveerd. In 1832, een jaar voor zijn afstuderen, vroeg de gemeente Amsterdam hem naar de stad te komen om te helpen bij de bestrijding van de cholera-epidemie in de stad. Blijkbaar had hij in die richting al een zekere naam opgebouwd. En dat heeft hij gedaan. Hij is een jaar later alsnog gepromoveerd in Utrecht op het onderwerp ‘Cholera asiatica’, waar hij ondertussen door zijn werk in Amsterdam veel ervaring mee had opgedaan. Franz Wilhelm Rive maakte in Amsterdam snel carrière en werd een zeer gerespecteerd en geliefd arts, die net als zijn oom in Lochem veel aandacht voor zijn patiënten had. Hiermee is het breedsprakige artikel niet ten einde, maar voor ons voldoende, omdat de naam van dr. Rive aan de orde is gekomen. Dr. Rive deed dus al vroeg mee. Hij moet een vooruitstrevend arts zijn geweest. Zijn streven om de koepokenting geaccepteerd te krijgen bij de bevolking ter bestrijding van de gevreesde ziekte de pokken, 1*- I' “Gouden koepokpenning” 1827

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2021 | | pagina 20