*12 ife. 1 Een recente verplaatsing van een gebinte. er geen geld was. Vervolgens werden de muren opgevuld, naar gelang de portemonnee van de bouwheer met stenen, met planken, of gewoon met leem bestreken twijgen en stro. Grappig genoeg werd een huis dan ook niet gezien als 'onroerend goed', zolang er geen leem op zat: je kon het immers uit elkaar halen en ergens anders weer neerzetten. Daarom werden de balken ook voorzien van ‘telmerken’, nummers van welke balk waar hoorde. Een huis werd in de spreektaal ook niet 'gebouwd', maar 'getimmerd'. Er waren ongeveer 15 bomen voor nodig, liefst eiken. meeste hout in de omgeving werd gesprokkeld en als brandhout gebruikt. Voor bomen had je houthakkers nodig en wagens12. De Marken Exel en Zwiep werd dan ook gevraagd om hout te leveren in plaats van een belasting in geld. Daarnaast verkochten de Marken bospercelen en gaven het geld af, ten behoeve van de verbrande kerk. Een mark bestond uit een aantal boerderijen die samen een bos of een heidegebied beheerden. Dat wil niet zeggen dat iedereen zomaar een huis kon timmeren: slappe handen maken lekkende daken. Daar had je een timmerman voor nodig en daarnaast leidekkers, strodekkers, houtzagers en knechten. En verder was er het naoberschap: als je buurman een huis bouwde hielp je met het overeind zetten van het gebinte. Alles bij elkaar Er moest gebedeld worden, en wel rap. Verzekeringen waren er niet. Anderzijds was het minder kostbaar om huizen op te bouwen dan nu: geen waterleiding, geen elektriciteit en zeker geen verwarming behalve een open haard. Een huis bestond hoofdzakelijk uit een H-vormig gebint, net als in boerderijen gemaakt van dikke balken. Die werden met pen en gat aan elkaar verbonden en het liefst op grote stenen geplaatst, tegen optrekkend vocht. Op die balken kwam de dakconstructie, of gewoon hanenbalken als Kerkenraad gaf dat ruiterlijk toe. Bij de volgende preek werd er bij de Lochemers op aangedrongen hun oudjes terug te halen, hoe moeilijk dat ook was: er heerste immers nog steeds woningnood. De Zutphense Kerkenraad had er, blijkens haar notulen, geen cent vertrouwen in dat het goed kwam, maar stuurde het geld toch maar. Ook ging Baudartius met twee diakenen langs bij de Zutphense gilden om steun. Met name het gilde van Sint Theunis (het Anthonie broederschap?) werd gevraagd om met extraordinarische milde hand nog eens een handreiking te verrichten11. Het Anthoniebroederschap zat in het Ruitershofje Hout was ook niet zo eenvoudig te verkrijgen. Het in Zutphen, geschonken door de familie Ruiter, een rijke brouwersfamilie... maar dat stond er vast los van. Tijdens de verbouwing van het pand Molenstraat 16 kwam het zeventiende-eeuws houtskelet of gebint tevoorschijn. Mogelijk werd het huis kort na de stadsbrand van 1615 gebouwd (foto C.J. Frank, 2005). Het meeste hout in de omgeving werd gesprokkeld en als brandhout gebruikt.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2021 | | pagina 12