Mussert hier spreken in een grote openbare vergadering in de schouwburg. De zaal was totaal uitverkocht.
Bij de verkiezingen in 1935 bedroeg het percentage stemmen voor de N.S.B. in het gebied van de stad bijna
30%. De belangrijkste reden hiervoor was de economische crisis: 'slechter kan het voor ons toch niet worden'
Na ongeveer 1935 werd men ook in ons land steeds ongeruster ten aanzien van een mogelijke oorlog tussen
Duitsland, Engeland en Frankrijk. Daarom begon men zich hier ook voor te bereiden op een mogelijke strijd.
Er werd o.a. een luchtbeschermingsdienst opgezet. Zo kwam het dat er in 1938 in Lochem loopgraven wer
den aangelegd.
Dit alles zal de Joodse Lochemers niet onbekommerd hebben gelaten.
De verschrikkelijke oorlogsjaren voor de familie
Amalia Margaretha (Malie) Wijler-Bamberg en haar beide kinderen Samuel en Bettje bleven na het overlijden
van man en vader Adolf Wijler in 1935 aan de Paul Krugerstraat 4 wonen. Moeder Amalia Margaretha kreeg
veel steun van de familie van haar man. Met name van Adolfs broer Salomon, net als Adolf veehandelaar van
beroep, die met zijn gezin dichtbij haar woonde op Kastanjelaan 1.
Wat de verschillende in Lochem wonende gezinnen Wijler in de oorlogsjaren meemaakten, is wat de meeste
Joodse gezinnen in Lochem gedurende het Duitse schrikbewind in de periode 1940 tot 1945 is overkomen.
Ze kregen te maken met onderdrukking, angst, opgepakt en afgevoerd worden, opgesloten worden in een
concentratiekamp, levensbedreigende arbeid moeten verrichten, gebrek aan voedsel, vergassing, onder
moeten duiken, verraden worden, verjaagd worden van huis en haard en het vertrouwen verliezen in de me
demens (in willekeurige volgorde).
Al voor de Duitse overval op ons land waren de voortekenen van een moeilijke tijd zichtbaar. Lochem was al
vele jaren voor het begin van de oorlog een centrum voor NSB'ers, zij woonden er en brachten er hun ideeën
en praktijken ook duidelijk naar buiten. Voor de
Joodse gemeenschap voelde dat als een grote be
dreiging en dat werd er na de Duitse inval niet beter
op.
Bettje Wijler, de dochter van Adolf Wijler en Amalia
Margeretha Wijler-Bamberg, was helemaal ontdaan,
toen ze de ochtend na de capitulatie buiten kwam.
Haar dochter Lis Shapiro-Vomberg schrijft hier in
een mail als volgt over: "Ze was 15 jaar oud in mei
1940 en herinnert zich de ochtend na de bezetting,
toen het leek alsof de hele stad plotseling van de
ene op de andere dag was veranderd. Mensen droe
gen nazi-armbanden en hakenkruisen. De bevolking
steunde de NSB en de nazi-indringers en isoleerde
hun Joodse buren volledig. Afgezien van de familie
van Berkum en de verpleegkundige voor de volksge
zondheid die zich buitengewoon mensvriendelijk en
dapper gedroegen, was er niemand om op te ver
trouwen."
Dat gevoel van verlorenheid zal alleen maar sterker
zijn geworden. Na de inval in 1940 werd in de twee
de helft van dat jaar begonnen met de systematische
registratie van de Joden en hun goederen. Bedrijven
mochten niet meer in Joods bezit zijn. Joden werden
uit openbare ambten gezet. In 1941 mochten Joodse
artsen hun werk niet meer doen. In augustus 1941
werd beslag gelegd op Joodse vermogens. Zo werd
langzamerhand de weg gebaand voor de liquidatie
van alle Joden. Al in oktober 1941 vielen leden van
de Sicherheitspolizei bij Joodse adressen binnen,
ook in Lochem. Een aantal Joden werd opgepakt.
Velen waren echter door waarschuwing op tijd de
stad ontvlucht.
Vanaf april 1942 moesten de Joden een ster dragen.
In september 1942 begonnen de transporten. Eind
1942 waren er al twintig Joodse inwoners van Lo-
Salomon Wijler aan het handelen op de Lochemse veemarkt chem in Auschwitz vergast. De rest volgde in 1943.
Rechts op de voorgrond Kastanjelaan 1 en links erachter Paul
Krugerstraat 4