Een stukje geschiedenis over de Lochemse Wijlers
De eerste Wijler, die zich in Lochem vestigde was
Abraham Levi Weiler (toen nog zo geschreven, later
veranderd in Wijler). Hij was in 1803 in Winterswijk
geboren in het Joodse gezin van Levy Abraham
Weiler (slachter en koopman) en Aleida Levy Cohen.
De voorouders van Levy Abraham Weiler woonden al
een kleine honderd jaar in Winterswijk3. In de Lo
chemse volkstelling van 1829 staat hij ingeschreven
als knecht bij slager Jacob Levi Roos, wonend in de
Achterstraat. Het adres lag pal naast het klooster
huis waar stadsarts dr. Rive woonde. Abraham Levi4
Wijler trouwde in 1833 met de jongste zuster van
slager Jacob Levi Roos, Eva Levi Roos. Het jonge stel
ging ook in de Achterstraat wonen, in een klein pand
dichtbij de Rigtersteeg (nu Spaarbanksteeg). Al gauw
kwamen er kinderen, Dat werden er in de loop der
jaren negen: drie jongens en zes meisjes. Het echt
paar Wijler - Roos heeft behalve in de Achterstraat op
nog een paar andere adressen in Lochem gewoond:
Blauwe Torenstraat 31, Westerwal 13 en Oosterwal
19. Abraham Levi staat eerst vermeld als vleeshouwer (dus slager), later als koopman en veehandelaar.
Om de één of andere reden stonden de twee oudste kinderen, Levi Abraham en Sientje (12 en 13 jaar oud), in de pe
riode 1841-1850 bij Jacob Levi Roos aan de Markt 9 ingeschreven. Mogelijk was hun moeder ziekelijk, was hun huisje
te klein, of was het gezinsinkomen onvoldoende om alle monden te kunnen voeden.
Er was een groot leeftijdsverschil tussen de negen kinderen. De oudste en de jongste verschilden 17 jaar in leeftijd.
Omdat de oudste zoon al vroeg het huis uit was, was het de op één na oudste zoon Samuel, die zijn vader in diens
broodwinning moest ondersteunen. Niet alleen met de slagerij, want daar werd blijkbaar niet voldoende mee ver
diend om het grote gezin te kunnen onderhouden. Daarom werd er ook gehandeld met kippen en kalveren en de
verkoop van veterband en dergelijke. De jongste broer van Samuel, Abraham, overleed al op jonge leeftijd.
We weten wat meer over de familie door Louis Wijler, ook een zoon van bovengenoemde Samuel Wijler. In 1994 is in het
vroegere blad van het Historisch Genootschap 'Het Scholtampt' zijn verhaal 'Herinneringen uit mijn leven'5 gepubliceerd.
Louis vertelt ons hierin over zijn Joodse leven in Lochem. In een tijd, dat de stad nog ruim honderd Joodse medebur
gers telde, die toen nog gewoon deel uitmaakten van de Lochemse gemeenschap.
Prof. dr. Herman Schuttevaer, oud-Lochemer, schreef in 19796 in zijn artikel 'Lochem, vroeger':
"De Joodse medeburgers! Zij hebben van oudsher het beeid van de kieine stad mede bepaald. De Joodse kinderen
- aiie uit gezinnen van welgestelde middenstanders - maakten deei uit van de schoolbevolking; zij waren geïntegreerd:
Bram, Mannie, Rosette van de Markt; uit andere straten Louis, Saiiy, Leo en zo veei anderen. Met sommigen was ik in de kias
of op de padvinderij. Er waren: onze siager, een andere siager, de veekoopman, de manufacturier, de antiquair. Zij hoorden
er geheei bij, maar zij hoorden daarnaast op een of andere voor ons onduidelijke manier bij eikaar. Wij jongens, afgunstig,
zagen de Joodse jongens op zaterdag vrij van schooi en in zondagse kieren. Dan zagen wij ook de godsdienstleraar Keizer
met zijn gezin op de wandeling. Wat wij niet zagen en niet kenden, was de onderlinge samenhang van de gemeenteleden.
Wij wisten niet dat er twee mannen-en vrouwen-en jongerenverenigingen waren. Wij wisten niets van hun feesten, ai
zagen wij wei eens een 'loofhut'in een tuin."
Louis had van zijn vader gehoord, dat deze was opgegroeid in een gezin, dat het zeer arm moet hebben gehad: 't Is
vaak voorgekomen, dat er voor vrijdagavond (het sjabbatmaai) geen stukje viees op tafei kwam, iaat staan voor de week
dagen."7 Alle zusters van zijn vader trouwden behalve tante Sophie. Zij heeft tot het eind van hun leven haar ouders
verzorgd. Louis' vader Samuel was degene, die toen zijn vader te oud werd om zelf de kost te verdienen, de taak van
de kostwinner voor zijn ouders op zich nam. Samuel trouwde in 1876 in Almelo met Martha de Groot. Ze betrokken
het huisje naast de oudelui aan de Westerwal. Ook zij kregen weer negen kinderen.
Louis vertelt heel mooi, hoe dat aangekomen is tussen zijn vader en moeder: "De familie woonde in een kiein huisje
aan de wai (Westerwal 13). Vader heeft zich een hondenwagen kunnen aanschaffen, een voertuig, dat het tegenwoordige
geslacht plaatsen noch begrijpen kan. Dergelijke hondenwagens waren nog in gebruik in de jaren voor 1940, vóór de
Tweede wereldoorlog.
Een zuster van vader, tante Bertha, woonde in Groenio, gehuwd met een Mendeis. Er was één of ander kerkelijk feest. Bij
dergelijke gelegenheden kwam de Joodse jeugd uit de omliggende Joodse gemeenten bijéén. Voor de jongelui was dit de
gelegenheid andere Joodse jongens en meisjes te treffen en feest te vieren in wijdere kring.
Afbeelding afkomstig van kleindochter Lis Shapiro - Vomberg.
Opa Dolf Wijler en oma Malie Wijler - Bamberg staan er op
afgebeeld.