Lochem bevrijd April 1945, de Canadezen zijn gekomen, Lochem is bevrijd! Maran Olthoff Een paar flitsen uit mijn herinnering. In de voorkamer van ons huis aan de Bosweg gaan de gordijnen open en ik zie een man grote gebaren maken voor het raam. Het bleek dat die man de maat nam van het glas dat eruit lag. Bij ons in de achterkamer zaten een stuk of wat solda ten in de grote diepe stoelen. Het is mijn eerste herin nering aan die kamer: de openslaande deuren naar de tuin, de divan waarop ik naast mijn broertje zit. Het groene velours van de stoelen, de ronde salontafel. En de soldaten! Ze spraken, maar ik herinner me hun geluid niet, het is een stille herinnering. Op een goed moment wenkte een van hen ons bij zich en hij hield een klein bruin blokje voor onze neus. We keken er verbaasd naar. Wat moest je nou met een klein bruin blokje, zo groot als een klepper. 'Choclat, choclat, chocola.zei de soldaat. Wat wisten wij nou van cho cola, we kenden het niet en we hadden het nog nooit gehad natuurlijk. Mijn moeder vertelde dat de soldaten die tegenover ons huis in Sint-Jozef zaten, mijn kleine broertje bij de boom optilden om hem erin te laten klimmen. "Odo boom, Odo boom," zeiden ze. Daarna, misschien diezelfde dag, of een dag erna, heeft mijn moeder bijgaande foto's gemaakt met haar Kodak-boxje, op de Bosweg voor ons huis en de ingang van Sint-Jozef. Ergens heb ik gelezen dat op 5 april 1945 alles in Lochem rustig was. Na de bevrijding zaten we met veel Lochemers aan het eind van het Kerkdiekske aan de oever van het kanaal toe te kijken hoe duikers de gezonken delen van de gebombardeerde brug over het Twentekanaal opdoken. Als een stil zwart-witbeeld zie ik een duiker boven water komen, met een enorm rond gevaarte over zijn hoofd, de grote ronde helm met een ruitje voorin, boven een groot zwart pak! Ik vond hem doodeng, omdat het met "de oorlog" te maken had, waar de mensen zo veel over spraken en wat mij een griezelig gevoel gaf. We zaten in het gras, met het veilige gevoel dat mijn vader erbij was. Het kapotte plafond in het lokaal rechts achter in de bewaarschool aan de Blauwe Torenstraat, dat had ook met de oorlog te maken. Als je door het glas van de deur keek zag je het riet uit een groot gat naar bene den steken. Dat lokaal werd niet gebruikt. Het plafond was ingestort door een bom die in de buurt op een café was neergekomen. Mijn broertje zat een klas on der mij en hij moest een keer voor straf met een paar andere kleuters in dat lokaal wachten. De jongetjes stonden op een lange lage bank in dat onheilspel lende lokaal te huilen. Maar ik kwam op voor mijn 13 maanden jongere broer, hij was nauwelijks drie. En ik, hoe verlegen ik ook was, ik eiste dat hij mee naar huis moest. Ze konden hem toch niet in die enge ruimte laten staan! Furieus was ik. Een kort gesprekje dat ik ook niet kan vergeten. Op de Barchemseweg, stond een colonne legerwagens met soldaten, allemaal zeer volwassen mannen in mijn ogen. Ze liepen om en naast de wagens te roken. Mijn moeder en andere huisvrouwen stonden op de hoek van de Bosweg te kijken, ik ook. Een vrouw vroeg aan een soldaat: "Meneer, denkt u dat we weer oorlog krij gen? "Nee, mevrouw, we krijgen nooit meer oorlog." Dat vond ik toen zo geruststellend, want oorlog, dat zat op de basis van mijn bestaan gekleefd. Altijd was ik bangig bij het geluid van vliegtuigen, brullende motoren of zelfs onweer.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2020 | | pagina 30