1945 Het is een zonnig Pasen op Nieuweweg 37 Frambozen Hanneke Carmiggelt Mamma en zus Marga zijn in de keuken bezig met de laatste voorbereidingen voor het middagmaal, pappa en ik zijn in de kamer de tafel aan het dekken. Een gang scheidt de beide vertrekken, met aan de tuinkant een deur met de bovenste helft glas, waar nu een luik voor zit, dat dicht is. Alle vier horen we gerinkel en denken we twee aan twee dat de anderen iets hebben laten vallen. Wanneer we in de gang komen zien we glas liggen. Pappa ziet een gat in het gangluik. Als hij langs de kapstok loopt valt er een kogel uit (die nog in mijn bezit is). Hebben wij even geluk dat we niet net in die gang liepen! We gaan de maaltijd in de keuken op eten omdat de kamer openslaande deuren heeft aan de zelfde kant als de gangdeur. Maar aan de keuken grenst nog de bijkeuken. Het schieten wordt erger en na het eten vindt pappa het veiliger om naar de kelder te gaan. Hij haalt het koffer tje met de papieren. Daar zitten we dan, eng maar ook spannend! Wat we gegeten hebben en hoe het gesmaakt heeft, weet ik niet meer. We blijven in de kelder en horen dat er geschoten wordt. Pappa gaat van tijd tot tijd polshoogte nemen. Op een gegeven ogenblik ziet mamma door het kelderraam de oude dames Smits en Ten Hoopen, onze buren, met een koffertje hun tuin uit komen. Pappa gaat naar hen toe. Mamma ziet pappa met hen praten en naar overbuur man Idzenga gaan. Samen gaan ze naar het huis van de buurdames. De dames komen bij ons in de kelder. Zij vertellen dat er een beginnende brand is. Ze zijn erg ontdaan. Geluk kig dat mamma hen zag lopen. Na verloop van tijd komen pappa en meneer Idzenga in de kelder en vertellen dat ze de beginnende brand hebben kunnen blussen met het zand uit de badkuip (ook wij hebben op zolder een badkuip vol zand). Meneer Idzenga gaat weer naar zijn eigen huis. De dames blijven bij ons in de kelder. De avond en nacht komt. Ik vind het niet leuk meer. Slapen lukt niet. Regelmatig gaat pappa even naar boven om te kijken of alles met ons huis in orde is en hoe het buiten is. In de vroege ochtend komt hij blij de keldertrap af met een meneer die een sigaret in z'n hand heeft. Die had hij van een soldaat gekregen. De bevrijders zijn er De oorlog is voorbij. Wij kunnen de kelder weer uit en de dames gaan weer naar hun eigen huis. Hanneke Carmiggelt De heer en mevrouw Van de Riet, mijn oom en tante, verkochten in 1941 Hotel Stad Lochem omdat ze anders de bezetters onderdak moesten verlenen. Ze gingen wonen op "het Klaphekje" in Berkeloord. Ook dat huis werd gevorderd door de bezetters en ze verhuisden halsoverkop naar Zwiepseweg 94. Heel wat huizen in Berkeloord hebben te lijden gehad van de gevechten in de Enk of zijn zelfs afgebrand, mede doordat ze meestal een rieten dak hadden. Wonder boven wonder bleef het Klaphekje gespaard. Met de bevrijding namen de geallieerden tijdelijk bezit van het huis. Wij gingen er als kinderen regelmatig heen. In de grote moestuin plukten we de vruchten en ruilden die tegen suiker en chocolade. Op een gegeven ogenblik plukten we frambozen en iemand van ons wees de militairen erop dat er wel eens een wormpje in kon zitten. Een grote neger keek in de framboos en helaas.er zat een wormpje in. Afgelopen was het met het ruilen.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2020 | | pagina 27