corps. Het plaatje met kettinkje heb ik afgegeven op het politiebureau. We hebben nog veel meer neergeschoten vliegtui gen gezien, onder andere op de Goorseweg, vlakbij het Twentekanaal een Duitse jager en aan de andere kant van de weg een Engelse. Daar woonde toen boer Poesse. Verder op de Vordense Binnenweg een grote bommenwerper die veel boomtoppen meenam in zijn val. Aan het werk In 1942 kwam ik van de lagere school af. De bedoe ling was om verder te leren voor machinetekenaar. Helaas ging er niets door vanwege de oorlog. Ik moest daarvoor naar Zutphen of Deventer, maar er was bijna geen vervoer en de scholen waren gedeeltelijk gesloten. En een goede fiets bezat ik niet. Dus toen maar aan het werk. Bij Smithuis Tandtechniek aan de Zuiderwal zochten ze iemand voor allerhande werk zaamheden en op 1 oktober ben ik daar aan de slag gegaan voor tweeëneenhalve gulden in de week. Wel lange dagen voor een nog geen 14-jarige knaap, geen vakantie meer en amper vrije dagen. We hadden het ontzettend druk, lange dagen, zonder pauzes. Af en toe viel ik flauw van vermoeidheid. In de loop van de oorlog begonnen de Duitsers met het oproepen van mannen om te werk te worden gesteld in Duitsland. Twee man van het personeel, Henk van der Veen en Wim Aartsen, moesten opkomen, de rest dook onder. In 1943 bleven Smithuis, zijn broer Anton en ik als eni gen over. Bij tandarts Topzand had zich inmiddels een Duitse tandarts gevestigd. Hij legde ook gedeeltelijk beslag op het laboratorium van Smithuis. Hij kon alles gebruiken en nam iedere keer als hij langskwam iets van zijn gading mee. Zo verdwenen allerlei materialen en gereedschappen. Om dat te voorkomen had Anton een fietskarretje opgescharreld en dat vervolgens vol gepakt met materiaal. Dit achter de fiets gehaakt. De bedoeling was de spullen in veiligheid te brengen bij een boer in Klein-Dochteren. Hij is niet ver gekomen, want op de Albert Hanhweg begaf de as van het kar retje het en strandde hij voor het huis van ene Rede- ker. Deze man heeft zich over de lading ontfermd en na de bevrijding netjes teruggebracht. Anton is toen ondergedoken. Een tweede karretje werd gevonden en toen moest ik ook op pad. Dat ging goed, maar het was zwaar, want het grootste deel van de tocht ging over een zandpad. De Duitse tandarts viste mooi achter het net. In 1944 kreeg ik de opdracht om in de tuin van Smit huis drie mansgaten te graven, bedoeld om in nood gevallen bescherming te bieden. Ze moesten dus flink diep worden. Op nog geen 50 centimeter diepte stuitte ik op steen. Het bleek een muur te zijn, naar later bleek een gedeelte van het convent dat vroeger aan de Zuiderwal heeft gestaan. Bom op Lochem Op een dag was ik alleen in de Techniek en hoorde ik vliegtuigen heel dichtbij. Ik liep de tuin in en zag twee Engelse toestellen boven Lochem rondcirkelen. Plotseling wierpen ze bommen af, een geweldig ge dreun dichtbij en even later een grote stofwolk. Café Bielderman aan de Blauwe Torenstraat was getroffen, in de lucht dwarrelden muziekbladen. Waarom waren de bommen afgeworpen? Dat werd me later duidelijk. Wim Rhebergen en ik gingen vaak na 8 uur (Spertijd) toch nog even Lochem in. Op de Westerwal stond bij het Joodse schooltje een kleine Duitse vrachtwagen. Nieuwsgierig als we waren gingen we stilletjes naar binnen. We keken onze ogen uit. Het schooltje werd gebruikt als munitiedepot. Toen we ontdekt werden maakten we gauw dat we wegkwamen. Die Engelsen moeten dit geweten hebben en de school als doel gekozen hebben. Door de "misser" op het vlakbij gelegen café Bielderman is Lochem een hoop ellende bespaard gebleven. In het najaar van 1944 kreeg Smithuis een oproep om voor de Wehrmacht te werken. Dit viel onder de orga nisatie Tod. Ze wilden bij Lochem aan de Zutphense kant versperringen maken voor de naderende vijand. Na twee dagen was hij al weer terug: hij had vrijstel ling gekregen om voor de eerder genoemde Duitse tandarts te werken. Niet lang daarna kreeg ik een oproep: om 7 uur melden op het gemeentehuis. Van daaruit werden we gedirigeerd naar de Luchte, toen nog een hotel aan de Zutphenseweg. De taak was paaltjes aanslepen en puntdraad aan stukken knip pen. Deze stukken moesten een aantal meters lang zijn. Dat heb ik geweten. Het lange draad werd op een paal getrokken. Eén moest het draad met een tang vasthouden en de ander met een hamer doorslaan. Met het vasthouden trok iemand het roestige draad per ongeluk onder mijn klompkappen door. Ik raakte ernstig gewond. Hier eindigen de oorlogsherinneringen van Bertus Frank, althans voor zover hij ze heeft opgeschreven. Noten 1 Met inleiding en enkele toelichtingen door CeesJan Frank. 2 De tekst is een extract uit een uitgebreidere levensbeschrijving, die Bertus pas op latere leeftijd heeft samengesteld. De herinne ringen handelen onder meer over de vooroorlogse kinderjaren in Rotterdam en de eerste jaren in Lochem. Na de oorlog zijn zijn ouders, zusje en een in Lochem geboren broertje naar het westen teruggegaan. Bertus bleef in Lochem, ging in de kost bij verschillende Lochemse families en bleef zijn hele werkzame le ven in dienst van de firma Smithuis, waar hij eigenlijk onbedoeld was terecht gekomen. De herinneringen eindigen abrupt ergens in 1944, als hij ge wond raakt tijdens het maken van versperringen in opdracht van de bezetter. 3 Informatie over de getekende vliegtuigen met dank aan Frank Haans, Grave.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2020 | | pagina 26