Gottschalk von Recklinghausen1 w. 4- - V,1!J “De eerste Jood van Lochem” Eddy ter Braak 19 Dat al rond 1332 een Joodse geld handelaar in Lochem verbleef mag bijzonder genoemd worden. S. Laansma noemt in zijn boek De Joodse gemeente te Borculo, omvat tende Borculo, Eibergen, Groenlo, Lochem, Neede en Ruurlo Gottschalk von Recklinghausen zelfs "de eerste Jood van Lochem". Mozes Heiman Gans laat ons in zijn Memorboek8 weten, dat de Hebreeuwse aantekeningen ach terop deze pandbrieven de oudste Hebreeuwse handschriften zijn van ons land. Het zijn aantekeningen van Gottschalk of van de andere leden van zijn groep. s In het Utrechts Archief bevinden zich 49 pandbrieven2 en één vrijgeleidebrief3 uit de periode 1332 - 1349. Ze zijn afkomstig van de Joodse geldhandelaar Gottschalk von Recklinghausen4 “ende siinre gheselscap juden". Twee van de pandbrieven zijn voor Lochem interessant. In de eer ste staat vermeld: “godschalco de reckclinchusen juda comorana in Lochem"5. Dat wil zeggen, dat Gottschalk von Recklinghausen verblijf hield in Lochem (de pandbrief van 24 augustus 1332). In de tweede pandbrief (2 mei 1333) gaat het om een lening, die een vijftal Lochemse burgers6 bij Gottschalk von Recklinghausen had afgesloten onder toeziend oog van Lochemse schepenen (zie de afbeelding hieronder). Mogelijk gaat het bij dit charter (brief op perkament) om de oudste nog bestaande oorkonde, die in de stad Lochem zelf werd uitgeschreven7. Lochem was zo goed als zeker niet de permanente verblijfplaats van Von Recklinghausen. Het was in die tijd de gewoonte dat Joodse geldschieters degenen die geld van hen wilden lenen, zelf opzochten. Daarvoor legden ze, als het nodig was, grote afstanden af. Van Straatsburgse Joodse kredietgevers is bekend, dat zij verbindingen onderhielden tot in Engeland9. Von Recklinghausen zal naar onze streken gekomen zijn, omdat hij te weten was gekomen dat er hier behoefte was aan het kunnen lenen van geld in grotere hoeveelheden. Anders zou Von Recklinghausen, die een rijke geldhandelaar moet zijn geweest, de reis hierheen niet hebben gemaakt. Samenwerking Uit het pakketje pandbrieven blijkt, dat Gottschalk van Reckling hausen hier de eerste jaren alleen heeft gewerkt (van 1332 tot 1346) en daarna wisselend alleen of samen met andere Joodse geldhandelaren. Door met andere Joodse geldhandelaren samen te werken, kon een kredietgeversconsortium (nu noem je zoiets een bankiersfirma) worden gevormd. Hierdoor konden grotere bedragen worden uitgeleend en kon het uitleenrisico meer worden gespreid. Tot het consortium van Von Recklinghausen behoorden ook twee vrouwen, onder wie Gott schalks dochter Hanna10. Het schijnt in Joodse kring in die tijd niet ongebruikelijk te zijn geweest, dat vrouwen zelfstandig het beroep van geldhandelaar uitoefenden. Hanna sloot niet alleen samen met haar vader contrac ten af, maar ook samen met andere leden van het consortium. Eén van de compagnons, Leo van Münster, sloot Handschrift van Gottschalk von Recklinghausen op de achterkant van één der pandbrieven (uit het Memorboek van Mozes Heiman Gans). I o zr o 3 o vo UJ Figuur 1 De pandbrief van 02-05-1333, waarin 5 Lochemse burgers een lening bij Gottschalk von Recklinghausen aangaan ten bedrage van 4 1/2 Mark voor de tijd van 12 weken. - L I Am ,-StWS Six*? .^r-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2019 | | pagina 23