pachten van een nichtje van Johanna. Nog woonachtig op 't Nijkamp krijgen zij in 1876 een dochter en in 1878 een zoon, Harmen. Ze verhuizen op 18 februari 1878 van 't Nijkamp naar Nieboer. De inwonende dienstbode Gerritje van Breeschoten, 13 jaar oud, ging ook mee. Een half jaar later is zij vertrokken naar Vorden. De vorige pachter, de ongehuwde Hendrik Jan Geltink, is naar Lochem gegaan. Hendrik Jan Azink, die sinds november 1873 inwonende knecht was mocht blijven op Nieboer. Hij kwam bij Albert in dienst. Op Nieboer worden nog vier kinderen geboren. Het echtpaar Harmsen-Addink krijgt, na 12 jaar, te maken met een nieuwe eigenaar. Jkvr. Johanna Benjamina van Rappard erft het landgoed in 1890. Zij was in 1848 getrouwd met Jhr. Mr. Jan Louis Anne Martens van Se- venhoven. Dit echtpaar heeft niet in het landhuis gewoond. De Jkvr. overleed al in 1893. Van augustus 1895 tot november 1907 is het landhuis verhuurd geweest. Albert Harmsen pachtte Nieboer in 1878 voor zes jaar tegen een prijs van 350 gulden. De hoeve bestond toen uit 4,65 ha bouwland, 4,50 ha weiland, 0,52 ha tuin alsmede 6 ha plaggenland. De vader van Albert stelde zich garant. Na drie jaar kan de pacht opgezegd worden. Jacht en visserij zijn voorbehouden aan de eigenaar van het landgoed. Uit onderzoek van de historicus Piet van Cruynin- gen (5) is gebleken dat het indertijd gebruikelijk was dat klein onderhoud zoals schilderen en reparaties aan het dak voor rekening van de pachter kwam. Kosten van meer omvangrijke werkzaamheden daarentegen moesten worden opgebracht door de eigenaar. Deze benadering wordt ook in het pachtcontract gevolgd. De vader van Isabella, Jan van Löben Sels, had al het vakwerk aan de voorkant van hoeve Nieboer laten vervangen door steen. Het echtpaar Van Rappard liet een verbouwing en verstening aan de zijkant van het bedrijfsgedeelte uitvoeren in 1881 (4). Toen de Europese markt werd overspoeld met granen en andere land bouwproducten uit Amerika, die dankzij de ontwikkeling van de stoomvaart goedkoop in Europa afgezet konden worden, was het gedaan met de voorspoed. De crisis, die dat veroorzaakte in de landbouw wordt aangeduid als de 'grote landbouwcrisis'. Deze vond plaats tussen 1878 en 1895. De riante positie die de Nederlandse boter sinds lang op de markt had, ging vanaf het begin van de jaren 1880 zo goed als geheel verloren. Onder meer doordat de varkens houderij aanvankelijk redelijk stand hield bleven de gevolgen van de land bouwcrisis voor het gemengde bedrijf op de zandgronden beperkt. Uit het pachtboekje van hoeve Nieboer valt op te maken dat de grote landbouwcrisis ook haar uitwerking heeft op de exploitatie van het gemengde bedrijf van Albert Harmsen. Enkele jaren wordt een gedeelte van de pacht doorgeschoven naar volgende jaren. In de periode 1893-1900 vonden de eerste verbeteringen aan de Berkel plaats (6). Zoon Harmen, die in militaire dienst was, kreeg een brief van zijn ouders, waar in stond dat hij een omweg moest maken om thuis te kunnen komen vanwege werkzaamheden aan de Berkel. De rivier werd aanmerkelijk verbreed en meanders werden afgesneden. Zo werd de weg die het water moest afleggen vanaf de Duitse grens met 15 km bekort. Ondanks verbeteringen van de waterafvoer bleef wateroverlast in de zomer tot in de twintigste eeuw voorkomen. In 1930 begonnen de volgende aanpassingen. A.H. Martens van Sevenhoven, rijksarchivaris in Arnhem, betreurde de kanalisatie van de Berkel. Hij stelde ook vast dat als gevolg van de kanalisatie de weilanden bij landgoed Velhorst niet meer blank kwamen te staan (3). Detail noordelijke zijgevel bedrijfsgedeelte (foto uit het rapport van Monumenten Advies Bureau, noot 4). Rechts van de mestdeur is het oude metselwerk te zien met een ingebracht jaartal uit 1881. Het metselwerk links van de deur behoort tot de uitleg van 1926. De betonnen stalvensters dateren uit de jaren vijftig.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2019 | | pagina 25