politiek in Den Haag bereikt. De strekking van Tonnet's acties moest nog dui delijk worden, toen het bestuur van de Landarbei dersvereeniging vergaderde op 6 januari 1933. De brief van Boeijink met zijn weigering om te beta len was ontvangen. Met algemene stemmen werd besloten advies te vragen aan de Minister van Financiën, voordat Boeijink zou worden aange pakt. Een dag later werd de Minister per brief op de hoogte gebracht van het voornemen om over te gaan tot executie van het bezit van Boeijink. In zijn antwoord van 30 januari 1933 herhaalde de Minister de redenen voor de afwijzing van de eerste aanvraag. Hij legde de schuld van de pro blemen met Boeijink bij het bestuur van de Land- arbeidersvereeniging. De Minister drong er nog op aan om een bevredigende regeling te vinden. Het antwoord van de minister riep het ongenoe gen op van het bestuur van de Landarbeidersver- eeniging. Een goedbedoelde bemiddelingspoging van de burgemeesters van Deventer en Zaltbom- mel, de heren Wttewaal en Cambier van Nooten, draaide op niets uit. Op 22 maart 1933 stuurde het bestuur een lange brief aan de Minister, waarin de problemen met Boeijink vooral werden geweten aan de druk van ambtenaren van zijn Ministerie. De Minister werd op de hoogte gesteld van de voorgenomen executie van Boeijink's bezittingen, als deze op 1 april 1933 niet betaald zou hebben. De affaire Boeijink ontspoort verder Voor die executie had de Landarbeidersvereeniging een notaris nodig. Maar de Lochemse notaris Everwijn was niet bereid de openbare veiling te doen. Hij wees op de "geestestoestand van genoemden Boeijink" bij wie een veiling van zijn bezittingen zou leiden tot ongelukken. Hij was gewaarschuwd door zijn collega Gewin in Almelo, bij wie Boeijink in "opgewonden toestand van zyn kantoor was gegaan". Everwijn noemde de mogelijkheid om de Officier van Justitie voor dit geval te wijzen op artikel 13 van de Krankzinnigen Wet. Dat was niet het antwoord dat het bestuur had verwacht. Ze besloten notaris Verweij in Borculo te belas ten met de executie. Maar die zat daar ook niet op te wachten, wat hij al kenbaar had gemaakt tegen de 1e secretaris Vernède. Hij was verontwaardigd over de opdracht van de Landarbeidersvereeniging en zag gegronde redenen om er geen gevolg aan te geven. Het wilde niet vlotten met de executie van Boeijink's bezittingen. Er gebeurde nog iets anders in die maanden: de gemeente Laren (G) kocht huis en erf van Boeijink en verhuurde het weer aan hem, zodat hij er kon blijven wonen. Maar Boeijink weigerde vervolgens de huur van drie gulden per week te betalen. Hij volhardde in zijn weigerachtige gedrag. Daarop kondigde de gemeente Laren (G) aan dat Boeijink uit zijn huis aan de Schoneveldsdijk zou worden gezet. Hoe verziekt de verhoudingen waren bleek uit de klacht van Larense burgemeester W.L. van Welderen baron Rengers tegen generaal Tonnet, die een beledi gende "open brief" had gericht aan de burgemeester. Tegen Boeijink, die beledigende taal had geuit tegen Krantenfoto uit Het Volk van het huis van de familie Boeijink aan de burgemeester, en tegen vier verspreiders van de de Schoneveldsdijk. Bron: Delpher. "open brief" werd proces-verbaal °pgemaakt. Daar°p Jhr. Mr. DJ. de Geer was de minister van Financiën, die de aanvraag van Boeijink in 1927 afkeurde en in 1933 vond dat het bestuur van de Landarbeidersvereeniging niet vrij uit ging in de affaire Boeijink - Foto: Wikipedia.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2019 | | pagina 23