iï-o-fa De rol van generaal Tonnet Op 8 maart 1932 ontving secretaris Vernède een brief van de gepensioneerde generaal-majoor J.J.C. Tonnet, die vroeg om afschriften van stukken die hoorden bij de eerste aanvraag van Boeijink uit 1927. Die kreeg hij toegezonden, waarop Tonnet op 10 maart vroeg om nog een afschrift. In zijn brief schreef hij: "Ik hoop wer kelijk nog iets voor Boeijink te kunnen doen en heb daartoe alle hoop op de medewerking van de Vereeni- ging Laren-Lochem gevestigd. Werken we op grondslag van onderlinge waardering en wederzijds vertrou wen samen, dan gaat het wel goed". Tonnet leek zich op te werpen als bemiddelaar tus sen de Landarbeidersvereeniging en de onwillige Boeijink en werd uitgenodigd voor een gesprek met het Dagelijks Bestuur op 13 mei 1932. Maar het zou anders lopen. Op 7 mei dienden Tonnet en Boeijink een klacht in bij het hoofd van de Lochemse politie. Dat was bur gemeester Van Luttervelt, die ook voorzitter was van de Landarbeidersvereeniging. Tonnet beweerde later, dat Van Luttervelt hem bij die gelegenheid had laten weten, dat het gesprek met het Dagelijks Bestuur op 13 mei niet nodig was. Was er sprake van een communicatiestoornis? Of had Van Luttervelt genoeg van Tonnet, die een kwalijk spelletje leek te spelen? De woordenwisseling betekende het einde van de hoop op bemiddeling door Tonnet, die zich daarna ontwikkelde tot een agressieve belangen-verdediger van Boeijink en een rabiaat tegenstander van het bestuur van de Landarbeidersvereeniging. Zijn woorden over "onderlinge waardering en wederzijds vertrouwen" bleken hol te zijn. Johannes Christiaan Cornelis Tonnet was in 1867 in Den Haag geboren als zoon van een beroepsmilitair. Ook zijn grootvader en overgrootvader waren beroepsmilitairen. Tonnet had een glanzende militaire carrière, waarin hij o.a. militair attaché in Londen was en internationaal publiceerde over militaire strategie. Hij ging met pensioen in de rang van generaal-majoor en ging wonen op huize Hoetink in Vorden. Het is niet duide lijk hoe hij in contact kwam met Hendrik Jan Boeijink en waarom hij zich sinds 1930 inzette voor deze land arbeider. Vermoedelijk sterkte Tonnet Boeijink in zijn weigering om rente en aflossing te betalen en had hij ook de hand in de brief, die Boeijink op 31 december 1932 schreef. Hij beantwoordde toen een schrijven van penningmeester Hana, die hem had gemaand om zijn termijnen te betalen. Boeijink antwoordde, dat "ik op 2 januari niet aan het gevraagde zal voldoen". Maar er waren meer zorgelijke ontwikkelingen. In december 1932 had Tonnet een "open brief" geschreven aan de Landarbeidersvereeniging. Het werd een gedrukt boekwerkje van 20 pagina's, waarin hij op een gedetailleerde, maar vooral tendentieuze wijze uit eenzette hoe onbehoorlijk Boeijink was behandeld door notaris Everwijn en de bestuursleden van de Land arbeidersvereeniging, die bij name werden genoemd. Tonnet schreef zijn "open brief" tegen de achtergrond van de dreigende executie van Boeijink's bezittingen en eindigde met de woorden: "Heb geen zorg Boeijink. De publieke opinie is almachtig Het gaat nog maar om luttele weken, dan zal je geholpen zijn. Dan zal je weer een vrij en gelukkig man worden en dan zal jij de eerste zijn om te vergeven en te vergeten." Tonnet had een deel van de landelijke pers aan zijn zijde. Hij was een SDAP-sympathisant en had een goed contact met de redactie van Het Volk", het sociaal-democratische dagblad (de voorloper van Het Vrije Volk). De "open brief" aan de Landarbeidersvereeniging was zijn eerste stap. Als tweede zorgde hij er voor, dat Boeijink een open brief stuurde aan de leden van de Tweede Kamer. Daarin beklaagde hij zich in juri disch verantwoorde taal over de wijze, waarop hij was behandeld door de Landarbeidersvereeniging. Dat leidde tot vragen van het kamerlid Van der Sluis (SDAP) aan de Minister van Financiën, Jhr. Mr. D.J. de Geer. In zijn antwoord liet de minister weten dat de Landarbeidersvereeniging medeverantwoordelijk was voor de toestand waarin Boeijink verkeerde. Hij zag geen rol weggelegd voor de regering in deze zaak. De golven van het lokale geschil over een landarbeidersplaatsje in Barchem hadden de landelijke De villa Hoetink onder Vorden was de woonplaats van generaal- majoor b.d. Johannes Christiaan Cornelis Tonnet in de jaren 20 en 30. Zijn gezinsleden hebben de kaart, die op 26 augustus 1926 naar Duitsland werd gestuurd, mede-ondertekend. - Foto: archief Vereniging Oud Vorden.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2019 | | pagina 22