3.420 gulden zouden ze een lening krijgen, waar over ze de eerste drie jaar 4% rente moesten betalen. Daarna volgden 30 jaren, waarin een annuïteit van 5,8% verschuldigd was. In de overeenkomst van de lening stonden bepalingen voor het geval "de schul denaar" niet aan zijn verplichtingen zou voldoen. Dat zou zelfs kunnen leiden tot een openbare verkoop van het plaatsje. Natuurlijk moest de bewoner zijn plaatsje goed onderhouden. Op voorstel van Van Krimpen werd er aan toe gevoegd, dat de inboedel behoorlijk verze kerd moest worden. Daarna werden "bestek en teekening" van de huizen besproken, die in opdracht van de Landarbeidersver- eeniging voor de aanvragers gebouwd zouden worden. Op voorstel van Harkink werd besloten tot een publie ke aanbesteding van de beide huizen. Die vond plaats op 17 februari 1922 en leidde tot het gunnen van het metselwerk aan zeven aannemers, terwijl A.A. Eggink uit Laren werd benoemd tot opzichter over de bouw van de beide landarbeiderswoningen. De Landarbeidersvereeniging had de Larense gemeen teraad op 15 december 1921 verzocht om een voor schot van 6.840 gulden voor de beide leningen. Minder dan een week later keurde de Raad het verzoek goed en werden de aanvragen doorgestuurd naar het Minis terie van Financiën, dat ook goedkeuring verleende. En daarmee stond de uitgifte van de eerste plaatsjes op de rails. Nieuwe bestuursleden Eén van de Larense GOMvL-bestuursleden bleek bereid toe te treden tot het bestuur van de Landar beidersvereeniging. Hendrik Jan Reurslag woonde in Groot Dochteren op "de Koterie" en werd in april 1920 benoemd tot bestuurslid van de Landarbeiders vereeniging, waar hij de vergaderingen regelmatig bezocht. Twee jaar later werd Jan Lubberdink uit Klein Dochteren ook bestuurslid. Hij was naast land bouwer en landbouwbestuurder ook jarenlang actief in de Lochemse gemeentepolitiek voor de VDB. Het bestuur wilde ook een sociaaldemocraat als bestuurslid en vond die in 1920 in Jan Hendrik Lub berdink, die lid was van de Lochemse gemeenteraad voor de SDAP (de voorloper van de PvdA). Hij ver scheen maar een enkele keer op een vergadering. Dat gold ook voor Johan Bannink uit Groot Doch- teren en Hendrik Mogezomp uit Langen, die in het voorjaar van 1920 en 1922 toetraden tot het bestuur. In november 1923 verzocht Abraham Hijink om eer vol ontslag als penningmeester, omdat hij die functie niet meer kon combineren met zijn werk als veearts in Lochem en omgeving. Christiaan Jacobus Hana, de directeur van de Lochemsche Bank, werd gekozen tot nieuwe penningmeester. Hij was in 1883 geboren in Nieuwer Amstel en woonde sinds 1918 in Lochem. Als penningmeester kreeg Hana meer ruimte om gel den van de Landarbeidersvereeniging te beleggen en in 1930 kreeg hij zelfs volmacht om een bankreke ning te openen. Nieuwe aanvragen Egbert Jan Meutstege uit Lochem was de derde, die zich meldde met een aanvraag voor een lening. Zijn aanvraag werd op 27 april 1922 goedgekeurd door het bestuur, onder dezelfde voorwaarden die eerder De voormalige land arbeiderswoning van H.J. Bergervoet aan de Dwarsdijk in Verwolde in 2018. (foto: G.J. Beuzel).

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2018 | | pagina 29