Maurits beschrijft dat eerste beleg van Lochem in een
brief aan de Staten-Generaal van 23 juli 1606:
"Wij hebben U. Ed. bij onze leste brieven geschreven,
dat de vijand het stedeken van Lochem was komen
belegeren en zijne approchen begonnen had te ma
ken. Daarna heeft de vijand het voorz. stedeken met
8 stukken geschuts beschoten, en gekomen wezende
met zijne approchen tot op den kant van de gracht,
hebben die van binnen dezen morgen met hem
beginnen te parlementeren, en zijn uitgetrokken met
wapenen en bagage, en dezen avond binnen deze
stede gekomen. Wij kunnen voor alsnog niet weten,
wat weg de vijand op zijn vertrek van daar zal mogen
nemen:"
Inname van Lochem
Ook de geschiedschrijver Van Meeteren beschrijft
hoe dat gegaan is: Spinola's troepen stormden op
Lochem af en begonnen direct approchen, een soort
loopgraven aan te leggen en artillerie in stelling te
brengen. Van een Franse tijdgenoot, Jacques-Auguste
de Thou1, weten we dat de aanval geleid werd door
Inigo de Borgia, die de twee loopgraven liet graven
waarbij hij gebruikmaakte van de nationale naijver
tussen de Italianen en de Spanjaarden. De Spanjaar
den wonnen, al werd hun commandant, de bedenker
van de meelwagens, Pompeo Taragone daarbij wel
gewond. Ze bereikten als eersten de ravelijn bij de
Smeepoort. In Lochem waren nog wel wat troepen
achtergebleven, te weten twee vaandels voetvolk en
een vaandel waardgelders (een soort oproerpolitie),
maar die konden weinig uitrichten. Ze moesten de
ravelijn bij de Smeepoort wel opgeven2. Die ravelijn
was een pijlpuntvormige schans tussen de beide
Lochemse grachten in, die de poort beschermde. Toen
de Spanjaarden die hadden ingenomen en een paar
kanonschoten hadden afgevuurd, hebben de staatsen
om "verdrag" gevraagd, dus zijn gaan onderhandelen:
ze kregen vrije aftocht als ze de stad verlieten. De
volgende dag trokken ze uit met vliegend vaandel en
wat belangrijker was, met brandende lont; zodat ze
ook in staat waren zich te verdedigen bij een onver
hoedse aanval (musketiers ontstaken hun wapens
met de brandende lont die ze altijd bij zich hadden.
Soldaten werden zo ook ontdekt, omdat de vijand
"lont rook"3. Borgia was zo gretig om de stad in te
nemen, dat hij dat toestond en zelfs nog veertig wa
gens uitleende om de vijand naar Zutphen te krijgen.
Lochem was ingenomen!
Lochem gold wel niet als een sterke vesting, maar de
inname was toch een klap voor het Staatse moreel. Nu
was het zaak de stad te houden. Dat is het moment
waarop ons stuk betrekking heeft: de graaf van Solre
stuurt voedsel, bier, kruit en lood naar Lochem, per
paard en wagen, soms gehinderd door de regen. Hij
geeft daartoe opdracht aan de drost van Salland, Otto
van Egmond, die al eerder, op 17 juli, een groot aantal
wagens van Lingen via Oldenzaal naar Goor had
gestuurd.
Het is een moeizame en dure grap, waarvoor steeds
minder geld uit Spanje komt. Dat is ook de achter
grond van ons archiefstuk: kennelijk zijn die wagens
voor Lochem nooit betaald en in 1612 wordt er nog
steeds over het geld gezeurd.
Spinola verlaat eind juli Borculo, verenigt zich met zijn
troepen bij Lochem en rukt op naar Zutphen. Daar
peilt hij de diepte van de IJssel en verkent het vijan
delijke kamp. Schijnbaar onverrichterzake keert hij
terug naar Lochem, steekt met zijn troepen de Berkel
over bij Almen en beweegt zich voorzichtig richting
Deventer. Wat hij daarmee bereikt is dat Maurits niet
naar Zwolle kan, omdat anders Spinola de IJssel over
steekt.
LuCHVM
Beleg van Lochem op 21 juli 1606 door Spinola. Zie
Focko de Zee, Wout Klein, Over Lochem, deel 3, p. 40.
De ravelijn voor de Smeepoort.