g- loCHJU*^- 33e teyï A. A 1 gegeven, is niet bekend. Er is door de grote stadsbrand in 1615 veel archiefmateriaal verloren gegaan. De over dracht moet echter ergens tussen 1295 en 1600 hebben plaats gevonden. Bekend is dat de stad vanaf ongeveer 1600 de waterpacht in handen had en ook de molens verpachtte. De verpachting van de beide molens was erg belangrijk voor Lochem, omdat het gedurende een paar eeuwen voor de stad de voornaamste inkomstenbron was. De molens werden apart verpacht en niet aan één- en dezelfde pachter. De verpachting gebeurde aan de hoogst biedende. Lang niet altijd waren de pachters zelf ook de molenaar. Zij namen dan voor het echte werk een molenaar in dienst. Een enkele keer gebeurde het ook, dat de stad de pacht zelf behield en een molenaar in haar dienst het werk liet doen. De stadswatermolen Tot nu toe werd er steeds gesproken over de stadswater molen, maar het waren er eigenlijk twee, op elk van beide oevers van de Berkel één. De ene was een korenmolen en de andere een oliemolen. Het graan werd gemalen tussen liggende molenstenen, de raapzaden werden eerst gebro ken tussen verticaal geplaatste stenen, waarna de olie er uit werd geperst of geslagen. Op de volgende pagina staat afb. 7, de enige foto waarop de tweede molen ook nog op is afgebeeld. Duidelijk is te zien, dat de molen op de noordoever één rad had en die op de zuidoever twee. In 1639 werd in de noor- delijke molen, een oliemolen, ook een volmolen6 geïnstalleerd. Deze volmolen heeft tussen 1639 en 1703 haar werk gedaan. Daarna werden de stenen van de volmo len weer verwijderd. In 1764 verzochten de gildemeesters van het stads- schoenmakersgilde aan het stadsbestuur of er in de olie molen een eek- of runmolen mocht worden gebouwd. De run of eek (gemalen eikenschors) hadden ze nodig voor het looien van het leer. De eekmolen kwam er in 1769. Hij heeft echter niet langer dan tot 1787 dienst gedaan. Men had ondertussen andere, gemakkelijkere moge lijkheden gevonden om het leer te looien. De runmolen werd vervangen door een pelmolen voor het verwerken van gerst tot gort. De raderen van de molen aan de zuid zijde werden beide gebruikt voor het malen van graan. W.C.A. Staring schreef in 1845: "De Lochemsche water molen, buiten de Molenpoort gelegen, bevat drie raderen. Twee daarvan, 4.94 en 5.94 el in middellijn, behooren tot sr de graanmolens. Het derde, van 4.44 el middellijn, drijft een oliewerk en een pelmolen. De stad Lochem is eigenares van I de molen, en verpacht dien voor f 1.325,- 's jaars, waarbo- o ven nog de verponding door den pachter moet worden be- sT taald. Het kadastraal belastbaar inkomen bedraagt f650,-." Rond 1860 waren de molens echter langzamerhand danig in verval geraakt. Ongeveer tien jaar later werd de noordelijke molen gesloopt. In 1883 werden de overge bleven watermolen, een gedeelte van de molenkolk en de brug over de Berkel bij de molen verkocht aan het - 1 - - 1 Afb. 6 Gravure van Nicolaas 'an Geelkercken, ca. 1655

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2018 | | pagina 11