Twee Lochemse gedichten
Oppervlakkige Beschouwing van Lochem
Langs Lochems-Bergen groeid veel Koorn en Hout Gewas,
De Berkel heeft steeds vracht: Haar Oevers weelig gras.
De Nijverheid is groot: De Handel heeft vertier.
Het water in de Gracht stort uit den Berkel-stroom.
De Wal is lommervol van Eiken, boom aan boom.
Drie Poorten heeft de Stad, ten Noorden, Zuid en West.
Wel eer had z' ook een'Muur, en was een sterke Vest.
De Straten zijn niet veel, slechts twee maal drie en éen.
Doch alle wel gelegd van Merkels-keijen-steen.
De Huizen ook niet veel, twee honderd in 't getal,
De weinigsten zijn fraai, gelijk als Overal.
In 't midden is de Markt, met linden fraai omplant,
De Stadt-Regering houdt er alles net in stand.
De Wijsgeer vindt Daar stof tot zijn' bespiegeling,
Op 't kortst'- Natuur maakt hem, Daar wê van leer een kwekeling.
Door V.L.
15 juli 1820
Ode aan de toren
O Lochems toorn, ie kiekt op ons neer,
Sinds gisteren, vandage en morgen,
Op al onze bliedschap, 't gemier um 't bestaon,
De meujte en al onze zorgen,
Ie stoat door zo greuts, de neuz' in de wind,
Wie hebt oe zo leef as een mooder eur kind,
Wie veult ons bie oe zo geborgen.
Ie stoat door zo hooge en kiekt op ons neer,
Ie bint door zo dicht' bie ons leeven heer,
Vroag Hem om de wiesheid veur 't volk hier beneen,
Dat geldt in 't biezonder veur onze roadsleden,
Dat bint toch dee leu, dee moet zorgen veur oe en veur mie.
Vandage en morgen.
H.J. ten Broeke
Februari 1984
Het eerste dichtwerk uit de vroege negentiende
eeuw werd in fotokopie aangetroffen tussen een
aantal aan de redactie aangeboden knipsels over
Lochem. Wie de dichter "V.L." is, is niet bekend.
Weet u meer? Meld het de redactie.
Bij het tweede gedicht is een toelichting door
de schrijver, Henk ten Broeke, zelf gevoegd: "Dit
gedichjen heb ik emaakt in de tied, toen 't zo mis
ging in de Lochemsen gemeenteroad. Lochem
had in dee dage een slechten naam in heel ons
landjen. Het is de verdienste ewest van de toen-
maligen Borgemeister Mr. Wilmink dee de ge
meenteraad weer in 't rechte spoor brach".
De Lochemse bakkerszoon Henk ten Broeke was
bankdirecteur in Oostburg en keerde in 1965, na
de fusie van de Amsterdamsche en de Rotter-
damsche Bank terug naar Lochem. Hij was jaren
lang enthousiast en actief lid van de Vereniging
Vrienden van de Streektaal veur Lochem en pu
bliceerde geregeld dialectverhalen en gedichten
in het tijdschrift De Moespot. Het gedicht op de
Lochemse kerktoren schreef hij naar aanleiding
van het moeizame functioneren van de Lochem
se politiek in het begin van de jaren 80.