Veldnamen, een spiegel van een verdwenen samenleving Appie van de Weerd Dat alledaagse leven van vroeger weerspiegelt zich niet alleen in de aardewerkfragmenten die men overal in de grond tegenkomt, maar ook in de namen en dan speci aal in de veldnamen. Een samenleving die nog geen ka daster kent, heeft toch behoefte om de percelen binnen het dorpsgebied van elkaar te onderscheiden en hoe kan dat beter dan door ieder stuk grond een eigen naam te geven. Uiteraard maakte men bij die naamgeving alleen gebruik van de begrippen die men kende. Veldnamen zijn daarom voor ons ook zo belangrijk, omdat zij als het ware een afspiegeling vormen van het leven en werken in de agrarische samenleving van wel- eer(Rob Rentenaar, Groeten van vroeger (1990). Vooral in het laatste kwart van de vorige eeuw leidde de belangstelling voor de oude veldnamen in onze streek tot boekwerkjes als Transvaal dat lig in Reurle (1992) en Boerderij- en veldnamen in Lochem (2003). Hieraan is natuurlijk niet vreemd dat langzamerhand de oude veldnamen in onbruik raakten en hun histori sche betekenis niet meer werd herkend. Dat is natuur lijk ook het geval in het zuidelijke gebied van de voor malige gemeente Laren, het gebied rond Barchem waar de meest voorkomende grondsoort zand is in de vorm van zwarte en bruine enk- en kampgrond. Het is grond met een humushoudende bovenlaag op zandkoppen en -ruggen. De namen die we hier tegenkomen, hebben veelal te maken met het agrarische gebruik van de grond. De enkgronden zijn: de Barchemse Enk ten westen van het huidige Barchem en de Langense Grote en Kleine Enk ten zuidoosten van Lochem, aansluitend aan de Lochemse Enken, verder verspreid over het gebied De Es/Enk ten zuiden van Entel in de Bosheurne en de Hazelbarg Enk bij Groot en Klein Haselberg in Zwiep. Het zijn oude bouwlanden, bemest in vroeger tijden met plaggen uit de potstal, die gemaaid werden op de veldgronden en heidevelden. Tegen de Lochemse Berg bestaat de grond vaak uit grof zand en is soms grindrijk (cf. Steenbarg, Kiezak). De enk was in vroeger jaren omheind om het vee te weren en er waren meerdere eigenaren die er één of meer stukjes grond hadden liggen. Als het gewas geoogst was, mocht er vee op de enk geweid worden. In het Markeboek van Zwiep en Boschheurne uit 1532 lezen we: "in den Enk sal niemant schapen mogen hoeden, als na den laatsten gast daer uijt is, en dan nog maer ijder op sijn eigen lant bij verbeurte als van olts". De Hazelbarg Enk was, blijkens de naam, niet een enk van een buurtschap, maar een die in gebruik was van de bewoners van Groot en Klein Haselberg. De kampen moeten we onderscheiden van de enken: ze waren vaak ontginningen bij een boerderij en wer den als bouwland gebruikt, ze waren net als de enk voorzien van en omheining in de vorm van een akker- maalsheg. Namen hiervan zijn de Bentelmanskamp in Zwiep, de Vaarnkamp in Langen die al in 1772 toebehoorde bij de boerderij de Kempe, in Barchem de Knippenkamp waarvan de eigenaar Jacob Tragter (Goossenboer) was. Ten westen van de Lochemse Berg vinden we een gebied met stuifzand (Stoevenbelt, Onland). In de lagere gebieden komt leemachtige zandgron den voor vaak ook ijzerhoudend (ijzeroer). Dergelijke gronden vinden we in Nettelhorst richting Bolksbeek en bij de Nettelhorster Laak. Veenachtige grond vinden we in het Barchemse en Langense Veen. Het is niet verbazingwekkend dat uit de archieven blijkt dat hier in het verleden turf afge graven is. Langs de Berkel komt lichte rivierklei voor die ook vaak ijzerhoudend is. Het lemige karakter van som mige gronden blijkt uit de namen als Leemkoele, Tichelmaot en Kleiweide. De lagere grond werd meestal als grasland gebruikt en had dan vaak de naam Kooweide, Schaopenweide, Peerdenweide en Heujweide. De naam 'maat'(maot), verkleinwoord maöke, komt hier veel voor, in Barchem op de verpondingslijst van 1772: Haarsmaete, Gotinkmaet, Veltmaete, onder de Boschheurne: Brinkemaete, Duijstermaete, Wil links maete, Lusink Maete en Brouwers Maete, onder Langen: Stroetmaete, Clouzemaete en Wenger maete, onder Nettelhorst: de Groote Vheemaete, Hekmaete, Posmans Maete en Bartels maet, en onder Zwiep: de Heestermaete. Andere grondwoorden voor lager gelegen land dat vaak als grasland werd gebruikt zijn: Goor (slijk, modder een moerassige plek) 't Rammel- goor en 't Goor in Zwiep. Stroet is hiervoor een aanduiding, Stroetmaete en Koestroet. Ook voor dergelijke stukken grond werd

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2016 | | pagina 24