queu's en voor kaarten.' Dit voorstel vond genade in de ogen van het bestuur en voor één jaar wordt aldus besloten. Opmerkelijk is dat de pachter, niet vies van enige commerciële oogmerken, graag een bord aan de waranda wilde plaatsen met de tekst "Vreemdelingen vrije toegang". Dit ging het bestuur wat te ver: tot 7 uur mag hij 'vreemdelingen' in de sociëteit toegang verle nen. Het idee om een 'Weener dameskapel een concert te laten geven werd afgewezen. Zo'n publieke verma kelijkheid hoorde te worden georganiseerd door de Commissie ter Exploitatie, maar een concert voor leden en introducés zou wel eens overweging verdienen. In november boog het bestuur zich over de vraag of het niet wenselijk is een feestavond voor leden en dames aan te bieden. Voorzichtigheid was de moeder van de sociëteitskas. Zo kabbelde het sociëteitsleven in De Harmonie ge noeglijk voort met gespreksonderwerpen als altijd: de inrichting van de zaal en de waranda, de hoogte van de tarieven, de vasthoudendheid van de kastelein, die graag vreemdelingen onder zijn dak welkom zou willen heten, en de organisatie van een enkel concert in de sociëteit. De Harmonie doet zich in de verslagen kennen als een min of meer in zichzelf gekeerd gezelschap, dat zich nauwelijks bemoeit met de buren aan weerszijden: de heren van de De Eendracht, de Garanten van de schouw burg en de lichtelijk progressieven van het Volkshuis. Aan de beschaafde rust van die eerste jaren op de nieuwe locatie kwam in de zomer van 1911 gedurende een korte tijd een einde door wat we maar gemakshalve de affaire- Ockels noemen. Leven in de brouwerij: de affaire-Ockels Ongeveer 75 leden wonen op donderdag 13 juli 1911 de algemene buitengewone ledenvergadering van De Har monie bij. Een zodanig groot aantal dat na de vaststelling van de notulen van de algemene vergadering van april 1910 een wel zeer heikele zaak aan de orde komt: de deballotage van de heer Ockels. De schoolmeester, de heer Van Krimpen is de woordvoerder van de onderteke naars van het verzoek om deze bijzondere vergadering te beleggen. Hij verklaart 'verwonderd te zijn, om geen krachtiger woord te gebruiken.' De argumentatie dat de heer Ockels 'niet steeds met de hoed in hand staat' en dat zijn optreden als onderwijzer een rol zou spelen, is niet van voldoende gewicht. Iets anders zou zijn als 'iemand een dronkenlap is, zijn schulden niet betaalt of door liederlijk gedrag aanstoot geeft, maar daarvan is bij de heer Ockels kennelijk geen sprake. Hij was zelfs door het bestuur uitgenodigd en voorgedragen om lid van De Harmonie te worden. Deze deballotage moet ongedaan gemaakt worden, betoogt Van Krimpen onder applaus, omdat Ockels bij een sollicitatie elders hiervan nadeel zou kunnen ondervinden. Het lid Posthuma valt hem bij S en spreekt van een 'lage wraakneming' die betrekking zou kunnen hebben op 'het private leven van den heer 3- Ockels' en niet op zijn werk als onderwijzer. Sterker nog, 3 Posthuma heeft gehoord dat de districtsschoolopziener S de onderwijzer 'een pluimpje voor zijn onderwijs' had 3 gegeven. 'Gelukkig' kunnen een drietal 'informaliteiten' w bij de procedure een uitweg bieden. Wederom klinkt applaus op. De heer Postel beklemtoont dat de stemming wet- 8 tig is geweest en dat de deballotage de schuld is van hen die het bij de stemming hebben laten afweten. Als hierop het lid Van der Wal het woord neemt, 'met ze keren schroom', krijgen we iets meer inzicht in de ach tergronden van deze kwestie. Hij verklaart ronduit 'een persoonlijke vijand' van de onderwijzer te zijn, 'die hem herhaaldelijk leed heeft aangedaan'. Hij wijst erop - het lijkt in algemene zin - dat van een lid 'wiens kind door een onderwijzer herhaaldelijk is afgeranseld' moeilijk kan worden verwacht dat hij zo iemand lid wil maken van de sociëteit. De overige sprekers hebben het moeilijk met deze onverkwikkelijke affaire en wensen uit de impasse te komen en de heer Ockels in zijn eer te herstellen. Wie nu was deze heer Ockels die zo ongewild het middel punt was geworden van een heuse rel in de sociëteit en wiens eer in het geding was? En wie de heer Van der Wal, in wie Ockels een persoonlijke vijand blijkt te hebben? Wubbo Johannes Ockels had zich op 1 juli 1904 in de gemeente Lochem ingeschreven. Hij was als jonge onderwijzer overgekomen uit Wildervank en was in de kost gegaan bij Hendrikus van der Las, waar hij zijn collega Alko Kampen aantrof en ook nog een klerk van de spoorwegen Hendrik Belgraver, beiden eveneens uit het noorden. Van der Las woonde in de Blauwe Torenstraat en was broodverkoper van beroep en zijn echtgenote was mutsenmaakster. De extra-inkomsten van de kostgangers zouden ze ongetwijfeld goed heb ben kunnen gebruiken. Aan Ockels' onderwijzersschap in Lochem waren korte benoemingen in Amsterdam (Schellingwoude) en Stadskanaal (Wildervank) vooraf gegaan. In 1902 had Ockels in Deventer de felbegeerde hoofdakte gehaald en had zo zijn kansen op een baan met perspectief vergroot. Wellicht had hij een betrek king in Lochem in dat licht beschouwd. Ockels heeft dit Lochemse 'pension' waarschijnlijk spoedig verlaten. We treffen hem wat later aan in het kosthuis van de familie Nieuwenhuijs aan. Nieuwenhuis was na een betrekking op de Cloese als huisknecht en koetsier na zijn huwelijk met een meisje dat ook op de Cloese werkte, een kleine kruidenierszaak begonnen in Docenten School II, ca. 1935. Tweede van rechts W.J. Ockels, naast het hoofd G. Prop. De foto is genomen in de Burgemeester Leenstraat met de groentewinkel van Reerink op de achtergrond. De foto is met toestemming Dick Rozing overgenomen uit zijn biografie van Gerrit Prop: Gerrit Prop. De wereld in kaart gebracht (Zutphen, 2009)

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2015 | | pagina 8