Onrust in Lochem en omgeving
Uit bovenstaande tekst krijgt u mogelijk de indruk, dat
het leven in die tijd in Lochem rustig zijn gangetje ging.
Maar dat was beslist niet zo. Het was in wezen een heel
onrustige tijd. Het hierboven afgebeelde document uit
het Regionaal Archief te Zutphen geeft ons daar een
indruk van. Het is een brieve, geschreven door Frederik
Postel. Zijn naam staat er weliswaar niet op, maar uit
andere stukken in de map 'Stukken betreffende uitge
keerde schadevergoedingen wegens leveranties aan
doortrekkende troepen, 1795-1806 blijkt, dat het, gezien
het feit, dat het in wat krom Duits/Nederlands is ge
schreven, wel door hemzelf geschreven moet zijn. Het zit
tussen een groot aantal andere ingeleverde briefes met
schademeldingen.
Het moet in 1795 geschreven zijn, kort nadat de Fransen
ons land waren binnengevallen om hier hun 'Liberté,
égalité' en fraternité' te brengen. Met het naderbij komen
van de Fransen brak, ook voor de bewoners van Lochem
en omgeving, een zware tijd aan. De Engelse, Pruisische
en Oostenrijkse troepen, die het stadhouderlijke leger
hadden geholpen in de strijd tegen de Fransen, zagen
op een gegeven ogenblik wel in, dat de strijd voor hen
verloren was. Ze werden vaak niet meer goed aange
stuurd en trokken maar wat rond. Tot groot verdriet van
boeren en burgers, die door hen lastig gevallen en vaak
ook beroofd werden. Bovendien vroegen de soldaten
de steden steeds maar weer om inkwartiering en wee
degene die hen niet op hun wenken bediende. Eén van
de Lochemse burgers die hierdoor schade ondervond,
was dus Frederik Postel.
Sociale en financiële situatie
Ik heb de indruk, dat Frederik Postel al vrij spoedig deel
is gaan uitmaken van de Lochemse samenleving. De
eerder vermelde band met koopman/magistraatslid H.J.
Thomasson zal daarbij mogelijk een behoorlijke invloed
hebben gehad. Maar gezien zijn borgstellingen voor
nieuwe burgers bij het verkrijgen van hun burgerschap
en bij de gemeentelijke verpachtingen heeft Frederik
zelf ook niet stil gezeten.
In de gemeentelijke notulen van
juli 1795 staat hij vermeld als één
der burgers, die in het stadhuis
bij de magistraat waren, om hen
duidelijk te maken, dat ze het
niet eens waren met de gekozen
persoon voor de functie van de
nieuwe schoolmeester (De nieuwe
tijd deed zich gelden: de magis
traat kon niet meer alles op eigen
houtje bepalen). In 1797 vermel
den de gemeentelijke notulen
hem als één van de vier rotman-
nen (vertegenwoordigers van het
rot, dat wil zeggen de stadswijk).
Een duidelijke erkenning. In 1800
staat hij op een lijst vermeld als as
sistent voor de 'groote spuit nr. 2',
dus als brandweerman. Maar daar
moest iedere gezonde burger van
de stad aan mee doen.
In financieel opzicht hebben
Frederik Postel en zijn vrouw het waarschijnlijk niet
zo breed gehad. Frederik had in 1787 bij zijn komst in
Lochem weliswaar het huis aan de Bierstraat kunnen
kopen voor f 835,-, maar het benodigde geld daarvoor
moest hij bijna zeker bij iemand lenen. Die conclusie
trek ik uit het feit, dat hij aan het eind van zijn leven dat
bedrag nog steeds in de vorm van een obligatielening
ten behoeve van de Stad Lochem open had staan.
Daarnaast viel het me op, dat het echtpaar gedurende
hun leven een paar keer geld heeft moeten lenen: in
1802 een bedrag van f 350,- en drie jaar later nog eens
f 1200,-.
Als ze kort voor het eind van hun leven hun hele heb
ben en houden aan zoon Johan Hugo Cornelis en diens
vrouw verkopen, blijkt er naast die nog openstaande
obligatielening ook nog een boedelschuld te zijn van f
200,-. Ze moeten, zo te zien, tijdens hun leven nauwelijks
de gelegenheid hebben gehad om te kunnen sparen.
Maar ze kochten wel in 1791 kort achter elkaar twee
'gaarden of moijtenbergen' (tuinen) aan de gracht, in
1797 nog een gaarde buiten de Walderpoort en in 1798
een vierde gaarde aan de Steenstraat. Mogelijk gebruik
ten ze daarvoor het geleende geld.
In 1802, bij het lenen van de f 350,- blijken ze nog drie
van de vier gaarden in hun bezit te hebben. Deze drie
gaven ze tenminste als onderpand op voor de lening.
Rond dezelfde tijd verschijnt ook Frederiks naam in de
lijsten van 'opgebrand vee'. Veel Lochemers (zowel bur
gers, boeren, als arbeiders) hielden in die tijd geiten, var
kens en runderen in de stad. Vee, dat door de koesche
per dagelijks mee naar de Armoede of de stadsweide op
het Molengrond werd genomen en 's avonds weer thuis
werd gebracht. Om problemen te voorkomen, waren
de dieren van een brandmerk voorzien ('opgebrand').
Frederik staat vermeld voor 1811 voor een varken, voor
1812 en 1813 voor twee varkens en voor 1814 voor twee
koeien (ouder dan twee jaar) en één koe (beneden de
twee jaar).
Bij de verkoopakte van het totale bezit van Frederik Pos
tel en zijn vrouw aan zoon Johan Hugo Cornelis en diens
<*-////"<■