langgerekt perceel met huis, schuur en 'where' (zoals het erbij horende erf destijds werd omschreven). In dit huis hebben ze hun verdere leven gewoond. Opmerkelijk is, dat in het bewuste proces-verbaal in het Oud Rechterlijk Archief niet gesproken wordt over de Bierstraat, maar over de Kerkstraat. In dit huis werden ook hun kinderen geboren. Eerst in 1789 de tweeling Christoffel Herman en Engelina Sophia. Engelina Sophia overleed echter al in het voorjaar van 1790. Maar in datzelfde jaar werd opnieuw een dochter verwelkomd, die de namen Engelina Sophia kreeg. In 1792 volgde Carel Iwan, in 1794 Johan Hugo Cornelis en tenslotte in 1798 Everdina. Waarmee heeft Frederik Postel in zijn levensonderhoud voorzien? De predikant van Ebersdorf maakte in1790 in het 'Taufbuch der Kirchgemeinde Ebersdorf' de volgen de aantekening: "Dieser vorenstehendePostelhab sich im Hollandischen niedergelassen und daselbst verehelicht und zwar zu Lochem allwo er Handels Geschafte treibt." Frede rik zou dit zelf aan hem geschreven hebben. Van deze handelsactiviteiten is echter in de archieven zo goed als niets terug te vinden. Hij zal ze geregeld hebben vanuit de grote schuur achter zijn huis, gelegen aan de Achter straat. Het enige, dat ik in de archieven, hiermee verband houdend, gevonden heb, is, dat hij voor het jaar 1795 het recht had verworven om de lijnolie voor de gemeen telijke straatlantaarns te mogen leveren. Waarschijnlijk verkocht hij daarnaast ook allerlei andere producten. Uit de boeken, betreffende de gemeentelijke verpachtin gen, blijkt, dat hij regelmatig op allerlei verpachtingen meebood. Zo lukte het hem om bijna 10 jaar achtereen de pacht in handen te krijgen van de gemeentelijke Waag (tussen 1790 en 1802, met uitzondering van twee tussenliggende jaren). Deze Waag bevond zich in een houten gebouwtje, dat tegen de zuidmuur van het oude stadhuis was gebouwd (zie het stukje kadastrale kaart hiernaast). In de stadswaag moesten producten als spek, boter, kaas, hammen, en blijkens de gegevens ook varkens, wor den gewogen voor ze verkocht mochten worden. De waag moest borg staan voor een eerlijke handel. Bovendien kreeg de stad via het waaggeld, een soort accijns, inkomsten binnen. De stad verpachtte de werkzaamheden. Zo werd Frederik Postel dus gedurende zo'n tien jaar de waagmeester van Lo chem. Een plezierige bijkomstigheid voor hem was, dat hij schuin tegenover de Waag woonde. In de gemeentelijke pachtboeken viel me op, dat Frederik Postel zich nogal eens als borg beschikbaar had gesteld voor collega-handelslieden bij hun zaken met de magistraat. Het lijkt er op, dat hij na zijn vestiging in de stad al gauw aan het werk was gegaan met het opbouwen van een economisch (en waarschijnlijk ook sociaal) 'netwerk'. Patent voor tapper en voor logementhouder Het beroep, waarmee Frederik Postel vooral in de boeken terug te vinden is, is dat van tapper en herbergier. Als zodanig vinden we hem ook in de eerste Lochemse volks telling (1795). En ook bij de doop van zijn kinderen en andere familieplechtigheden, met twee keer een opmer kelijke uitzondering, namelijk met als beroep landbouwer. Waarom is niet helemaal duidelijk. Had hij dat zelf aan gegeven? Feit is wel, dat hij er thuis in de Bierstraat vanaf ongeveer 1800 een paar varkens en koeien op na hield. Maar dat deed toen bijna iedereen in Lochem. Vanaf 1805 moest iedereen, die een beroep uitoefende zich een patent aanschaffen. Dat was één van de vele administratieve zaken, die de Fransen ons brachten. Alles werd strak en helder voor en door de overheid ge regeld. In het 'Register van afgegeven patenten' is geen patent voor herbergier te vinden, in plaats daarvan kom je de benaming tapper tegen. En tappers waren er toen veel in Lochem, in de periode 1806-1810 zo'n 40 stuks. Maar lang niet allemaal hadden ze een herberg. Velen beoefenden het naast een ander beroep. Zo vind je in de lijsten o.a. een aantal tapper-broodbakkers, tapper metselaars, tapper-kuipers en ook een tapper-smid, een tapper-baardscheerder en een tapper-drukker. Er dus in die tijd veel getapt en dat had vooral betrek king op bier. Bier was het 'drinkwater' van die tijd. Bier, al of niet verdund, werd dagelijks door bijna iedereen gedronken. Dat moest ook wel, want het putwater was door slecht onderhoud vaak niet zuiver genoeg en zorgde daardoor nogal eens voor uitbarstingen van besmettelijke ziekten. 25 waag. Op deze kadastrale kaart uit 1832 staat zowel de Waag naast het stadhuis, als het huis van Frederik Postel (nr. 340) afgebeeld. H.J. Thomasson woonde in het grote pand nr. 346 TPV frij rtn Ztgtk J /f avk-r^kcoA monmt te Locfcrm uicocffcvTkie O Q_

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2015 | | pagina 25