zo gebleven. Mooi was hoe de bibliotheek in 1975
verhuisde naar 't Kruispunt met een hele optocht. Met
Prins en Stoevenbelt hebben we de boeken overge
bracht. De bibliotheek is altijd zelfstandig gebleven
met een man of zestien houden ze het spul op orde
en dat gaat al jaren goed. Sommigen denken wel eens
dat het een christelijke bibliotheek is, maar dat is echt
niet zo. Ik herinner me dat ik 'Ik, Jan Cremer' heb aan
geschaft. Dat gaf wel wat gedoe. Zelf ben ik gewoon
hervormd, van de grote kerk dus. Mijn vader kwam
achter Verwolde weg en die was een beetje minder
vrijzinnig dan mijn moeder. Ik ben niet zo streng in
de leer. Ik herinner me nog dat ik als kind in de war
raakte doordat ik hoorde dat Sinterklaas niet bestond,
terwijl ik daarvoor heilig in hem geloofde, net zo hei
lig als in de figuren uit de verhalen van de catechisatie
van dominee Noordmans. Wat moest ik nu aanvangen
met Mozes en Jozef en onze Lieve Heer? Gelukkig
was de dominee een aardige man, die ik nooit in zo'n
rare toga heb gezien, en ben ik nooit van het geloof
gevallen.'
'Voor ons jongeren op het platteland was de catechi
satie en al die clubjes van de kerk een bron van gezel
ligheid, zeker in de oorlog. Ik was zoals ik zei 15 toen
de oorlog uitbrak en in die tijd moest je de gezellig
heid dicht bij huis zoeken. Door de spertijd konden
we het niet laat maken. Een meisje naar huis brengen
na de toneelrepetitie was al heel wat. Als je zag dat er
een lichtje op de boerderij aanfloepte, wist je dat je je
uit de voeten moest maken. De wereld was klein: een
meisje moest je toen zoeken tussen de beide uitein
den van de regenboog, dus dichtbij. Mijn vrouw, met
wie ik na een lange verloving in 1953 trouwde, kwam
uit de Katgershoek.'
'De oorlog kwam steeds dichterbij: er waren nogal
wat lanceerplaatsen van de V.1 in de buurt, onder
duikers waar veel mensen van wisten, Wehrmachtsol-
daten die soms voor een praatje in het dialect het erf
opkwamen, SS'ers van de Oxerhof, die meenamen wat
los en vast zat, oproep voor de Arbeitseinsatz, waar ik
me af en toe voor verstopte in de kelder, de verwoes
ting van veel huizen en boerderijen in en rond Laren
toen het er in die laatste dagen om begon te spannen.
En toen het voorbij was, begon het weer opnieuw: ik
werd opgeroepen voor de militaire dienst, bij de AAT
(Aan- en Afvoertroepen). Ik moest in september 1946
naar Amsterdam, waar de Boissevain als klaar lag om
naar Indië uit te varen. Maar na een voorbereidings
tijd van tien dagen kon ik weer naar huis, omdat mijn
vader een ernstige longontsteking had opgelopen. De
Boissevain ging zonder mij naar Indië. Wat ik nog heb
onthouden in het tellen van 1 tot en met 10 in het
Maleis, om in Indië bananen te kunnen kopen: satu,
dua, tiga, empat
'Zo is de Weijenberg mijn leven geworden, al heb ik
veel bijgeleerd. Misschien als de tijden anders waren
geweest, had ik kunnen leren voor dierenarts. Ik heb
altijd veel gevoel gehad voor beesten. Ik werd er ook
wel vaak bijgeroepen als er iets bijzonders was. 'Vraag
Appie maar eens,' zeiden ze dan. Ik ben blij dat Henk
en Ria de boerderij hebben overgenomen en ook flink
hebben uitgebreid en dat de beide getrouwde klein
zoons ook veel aardigheid in het werk op de boerderij
hebben en voor techniek. We hebben hier een hele
garage in de oude schuur. En heb die enorme trekker
gezien bij de nieuwe stal? Ach, laat mij mijn verha
len maar vertellen van vroeger, zonder mijn ogen te
sluiten voor de moderne tijd. Ik heb nog zoveel te
vertellen: die zeven boeken van mij zijn nog maar het
begin.'
De geschriften van Albert Meuleman verdienen het bewerkt te worden tot een fotoboek, zoals dat door Henk
Harmsen en Hans van Det is gedaan met het werk van meester Heuvel in Oud-Achterhoeks Boerenleven in Beeld
(2012).
V.l.n.r.: Appie Meuleman,
vader en moeder Meuleman,
Teunis Meuleman (1931)
voor de Weijenberg