De eerste productie gebeurde in een 100
liter keteltje in de bijkeuken van het
woonhuis aan de Zwiepseweg 77. Al gauw
kwam er een grotere ketel achter het huis
te staan. En een schuur die als fabriekshal
dienst deed.
De achterserre en de achterkamer werden
laboratorium en monsterkamer. De ach
tertuin diende als opslag. Een appelboom,
een peren- en een pruimenboom moesten
wijken. Het is nu bijna ondenkbaar dat
een chemisch bedrijf aan een woonhuis
was verbonden, hoewel de fabricage een
schoon proces was. Toen kon dat.
Fachemol had een goed product ontwik
keld om gelooide huiden, die heel droog
en hard zijn, soepel te maken (het z.g.
vetten). De belangrijkste grondstof daar
voor was de traan die uit het spekvet van
de potvis werd gekookt. Deze olie van de
potvis kwam in vaten van 200 liter binnen.
In een chemische proces werd de olie ver
werkt en water-oplosbaar gemaakt. Zo
konden de leerlooierijen het makkelijk
verwerken. Als mijn man de looierijen be
zocht kreeg hij vaak een stuk gelooid leer
mee om te vetten en soepel te maken, als
proef. Meestal leverde dat een goed resul
taat op met een bestelling als gevolg. Mijn
man was een autoriteit op zijn vakgebied.
18
V: ffiww-
Zwiepseweg 77
An het werk achter het huis
Land van Lochem 2014 nr. 3